Vorig jaar kreeg ik een bonsai boompje in een platte schaal. Ik kreeg ook les in het onderhoud van het boompje: als er twee blaadjes aan weerskanten van een takje gevormd zijn de nieuwe loten en blaadjes afknippen. Dat deed ik en het boompje stond er leuk bij. Tot er zich bij een aanpalende vijgcactus een vliegjesplaag ontwikkelde. En met plaag bedoel ik ook plaag. Er zaten honderden kleine bruine vliegjes op de cactus en tegen het raam erachter, zodat je niet meer naar buiten kon kijken. De vliegjes zwermden ook de kamer in en dreigden mijn luchtwegen te verstoppen. De Heer van de Dood grijnsde. Ik niet. De cactus is opgeruimd –afgevoerd- en de vliegjes zijn doodgemaakt door mijn partner.
Ik reciteerde een mantra tijdens hun vlucht naar de eeuwige jachtvelden. Ik moest denken aan de monniken in een boeddhistisch klooster in Amerika, waar de boktor, vreetzuchtige kevers, in de balken van het kloosterdak waren gekropen, dat dreigde in te storten. De monniken droegen wat puja’s op tot het heil van de kevers en belden toen een vernietigingsbedrijf. En ze leefden nog lang en gelukkig. Soms is boeddhisme heel praktisch.
In mijn geval wist een aantal kleine, bruine vliegjes aan de moordzucht van mijn partner te ontkomen en zochten hun heil in de bonsai. De takjes stierven af en de blaadjes gingen dood. De bonsai kreeg nieuwe aarde, water en het boompje werd bespoten met een biologisch bestrijdingsmiddel. Daar knapte het in die mate van op dat zich grote blaadjes vormden, wel drie keer het formaat van de oude. Er groeiden ook nieuwe takjes- in een sneltreinvaart. Ook de blaadjes groeiden snel. Deze week stuurde ik een foto van de bonsai naar de gulle gever. En kreeg de volgende reactie terug:
‘De bonsai heeft veel te veel ruimte en water gekregen. De bonsai moet lijden, moet knetterend ieder blaadje vormen. Niks geen overmatig gevoed wezen. Dan krijg je korte takjes met kleine bladeren. De schaar gaat erin als de blaadjes nog klein zijn. Zijn ze al groot door overvloedig water geven en door uitschieten van de loten, dan is de bonsai niet meer te redden. De essentie van bonsai is de beheersing van de eigenaar en het lijden bij de boom. Het is niet anders.’
Ik bekeek de boom, de bladeren, greep al naar de schaar om te korten, te vernietigen, maar de Heer van het Groen greep in. Hij zei: Had ik niet een goede daad verricht door het boompje weer zijn natuurlijke staat te laten krijgen? Grote blaadjes, zoals in de oorspronkelijke genen van de boom zat. Had ik geen eind gemaakt aan het knechten van de boom, de slavernij waarin ze verkeerde, had ik geen ketenen verbroken? Had God, de Heer der Heerscharen, bij de schepping wel bonsais op de wereld gezet? Ik geloof het niet.
Zo hebben de bruine vliegjes hun nut gehad. Ze vernietigden de vijgencactus maar lieten de bonsai herboren worden. Maakten een eind aan tegennatuurlijkheid. Aan de dwang van de mens om in te grijpen. Is dat niet mooi.
Moedig voorwaarts!