Gisteren was het de sterfdag van mijn vader, hij is al een tijdje dood. De datum staat vermeld in de papieren en elektronische agenda. Pas in de middag dacht ik aan hem, kreeg ik mijn vader weer op mijn netvlies. Leuke herinneringen kwamen boven. Als er thuis aan de deur werd gebeld zei hij dat tegen mijn moeder: Gré, er wordt gebeld. Maar zelden deed hij zelf de voordeur open. Mijn vader was een geletterde arbeider en reed op een bromfiets naar zijn werk. Hij zat alleen maar in een auto als hij door zijn kinderen werd opgehaald.
De hele middag dacht ik: ik moet deze dag niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Ik zal een wierookje voor hem branden. Maar het kwam er niet van. Halverwege de avond dacht ik: ik ga een kaarsje voor hem branden. Het kwam er niet van. Ik werd gewoon pissig op mezelf, luie vent, ondankbare zoon. Een half uur voordat ik naar de mand ging zette ik een waxinelichtje in het stenen huisje van opoe Kee, de moeder van mijn oma, ze kwam uit Leerdam. Het licht kringelde door het voordeurtje en de kleine raampjes naar buiten.
Jacob van Keulen zegt
Toch een aandoenlijk relaas. Zo leeft hij nog een beetje voort in dingen en daarmee verbonden gedachten.Heel herkenbaar.