Bijna-dood is meer naar dan dood zijn. Het zorgt voor onrust, net als met een stroomstoring, als de treinen niet rijden, zoals vandaag. Je weet dat je onderweg bent, maar wanneer? De dood is onontkoombaar. Regelmatig wordt er in het Boeddhistisch Dagblad geschreven over de dood. Zondag nog: de dood is doodgewoon. Ik ben vaak in crematoria geweest om afscheid te nemen van mensen die ik ken. Ouders, broer en zus, vrienden en zelfs (voor mijn werk) onbekenden. Soms was het verdriet hartverscheurend, zeker als jonge mensen stierven. Maar in de meer ‘gewone’ sterfgevallen heerste er toch een sfeertje onder de afscheidnemers van ‘blij dat ik na de koffie en cake weer naar huis kan.’
De laatste tijd denk en praat ik vaak over de dood. Als er familie over de vloer komt of zelfs onder het gapen naar een tv-programma of zelfs spannende film merk ik zo terloops op dat de Heer van de Dood mij al heeft aangeraakt. Dan kunnen ze vast wennen aan het idee dat ook ik sterfelijk ben. De reacties worden steeds zakelijker: hoeveel jaar nog, Joop, alsof ik in de toekomst kan kijken. Mijn moeder zei vroeger tegen ons, haar kinderen: als ik dood ben zullen jullie aan mij denken. Ze memoreerde dat als we aan het klieren waren. Ik denk nog vaak aan haar, maar niet in relatie tot het klieren.
Nu ik in de bijna-dood-fase terecht ben gekomen, merk ik dat ik steeds meer hecht aan mijn om mij heen verzamelde spulletjes. Niet echt boeddhistisch, ik geef dat direct toe. De spullen die ik heb zijn mij dierbaar. En ik weet uit ervaring hoe het gaat: de familie zit aan mijn tafel -ik ben dan dood- te vergaderen. Wil jij dit? Een voorwerp wordt omhoog gestoken. De familie denkt: wat moet ik er mee en het voorwerp is rijp voor de kliko. Zo zal het gaan met het familiearchief, bijeen gebracht in grote dozen. Wil jij dit? Hup de kliko in.
Het bijna-dood-zijn brengt geen filmpjes met het leven dat ik geleid heb met zich mee. Daar is het misschien nog te vroeg voor. Twee keer had die levensflits er moeten zijn: toen ik als kind bijna verdronk en nadat ik een ernstig auto-ongeluk ondervond. Ik had u daar graag over willen vertellen, maar niks. Ik geloof overigens niet in bijna-dood-ervaringen sinds ik weet heb van een man die zo’n ervaring verzon in die mate dat hij zelfs het goedverkopende boek over bde’s van een bekende cardioloog haalde. Het verzonnen verhaal was prachtig maar sloeg de bodem van het fenomeen er onderuit.
Ik leef van dag tot dag maar laat niets aan het toeval over als het om de dood gaat. Ergens op de Veluwe ben ik de eigenaar van zes graven die mij een levenslange grafrust garanderen.
Bijna-dood geeft wat onrust, doodzijn stilte.