Jan is dood, hij stierf afgelopen maandag, gisteren dus. Jan was journalist, een collega van Chef. Hij was een man met het gouden pennetje, zo wordt dat in de journalistiek genoemd. Hij interviewde belangrijke politici en andere grootheden en kon daar smakelijk over vertellen. Zaken die de krant niet haalden, maar wel leuk zijn. Jan was ook rechtbankverslaggever. In die hoedanigheid kwam hij aan het eind van een werkdag, als er zittingen van de rechtbank waren geweest, even in het kamertje van de misdaadverslaggevers bijpraten. Vaak gingen die gesprekken ook over de openbare aanklager X, een merkwaardig man, die af en toen naar Chef belde met vragen over wetsartikelen. Kan het gekker?
Jan hield ook van Jiskefet en Koot en Bie en van voetbal. En van een borrel, want hij was ook lid van de ondernemingsraad waar Chef voorzitter van was. Na een cursusdag in een conferentiecentrum in een bos of in een verlopen hotel aan zee, werden er vele pinten gepakt. Als ’s nachts om drie de barman zei naar bed te willen, droop de OR af.
Er was iets merkwaardigs aan Jan: hij droeg in de winter nooit een overjas. Tenminste, dat kan Chef zich niet herinneren. Zelfs bij strenge vorst liep hij in een colbertje met shawl. Het gaf hem iets snels.
Jan is dood. Herinneringen komen boven. Vorige week waren er problemen met de computers van de redactie. Bronnen gingen verloren, linken vielen weg. Het is behelpen geblazen. De technicus die de boel weer in orde bracht, heeft de inhoud van de PC op een externe harde schijf gezet. Elke tiende van de maand wordt een kopie gemaakt, elke maand een andere kopie op een andere externe harde schijf.
Mensen hebben geen extern geheugen. Als je dood bent, is alles foetsie. Wat gebeurt er op het moment van het sterven, wat gaat er door je heen? Vorige week keek Chef naar een documentaire over een Amerikaan die als jonge jongen tijdens de Tweede Wereldoorlog dienst nam in het Amerikaanse leger om ons te bevrijden. Hij solliciteerde bij de foto-en filmdienst van het leger, maar was daar te jong voor. Niet om te doden natuurlijk. Als soldaat maakte hij met een eenvoudige camera de meest fascinerende foto’s. Een ervan was van een soldaat- een vriend van hem, die door een Duitse kogel werd getroffen. De Duitser schoot op het moment dat de jonge soldaat zijn opname maakte. Op het moment dat leven verdween uit de man die de weg overstak. Er zijn maar weinig foto’s van die momenten gemaakt.
Eigenlijk zouden mensen een externe harde schijf op hun lichaam moeten dragen- gekoppeld aan hun hersenen, zodat de laatste momenten van hun leven en het begin van hun dood worden opgeslagen. Zo’n duizend van die registraties zou een aardige documentaire op kunnen leveren. Het schijnt zo te zijn dat van mensen die tijdens de Franse revolutie werden onthoofd, de ogen nog steeds in contact stonden met de hersenen en de beelden van het vallende hoofd registreerden. Maar de vraag is natuurlijk ook: moeten wij het mysterie van de dood willen ontraadselen.
Vandaag liep ik in mijn colbertje- met shawl, buiten. Doden zijn niet dood.