Wat moet ik toch aan met wie ik ben? Een paar weken geleden had ik erg te lijden door shit uit het verleden die ik-ondanks veel en lang en jarenlang mediteren, niet weggewerkt kreeg. En ik wilde dat zo graag, dat gevoel bezwaarde mij, ik was ongelukkig en ongeduldig. Het was net alsof de ramen niet gelapt waren, ik niet goed naar buiten kon kijken. Ik ben er toen op gaan mediteren, op dat gevoel. De eerste dag knapte ik op, minimaliseerde de shit uit het verleden zich. Maar dat was kunstmatig, nep, de wens vader van de gedachte. Een dag later zat ik weer, en weer en weer. In de weken na die meditatie gebeurde er iets vreemds. Ik begon ’s nachts te dromen, te ervaren, het was alsof ik bezoek kreeg van deva’s. Die mij mijn eigenwaarde en hun liefde gaven. De werkelijkheid lieten zien. Ik voelde ze aan den lijve. Ze trokken de weerhaken uit mijn lijf en verzorgden de wonden. In dromen deva’s ervaren, dat voegt de dimensie van het onderbewuste toe aan de dhamma. Nu ben ik senang, helemaal. Ik voel me vrij en autonoom. De boeddhistische wereld wordt voor mij steeds kleiner, ik loop achteruit de drukte uit, de hoek om, samen met de Boeddha, mijn beste vriend. De rust in, met oorlog en vrede. Dat is wie ik ben, geloof ik.