Gisteravond was ik bezig met het bereiden van de avondmaaltijd, toen ik ineens heel sterk aan mijn moeder moest denken. Ik sneed met een mes een plakje zalm fijn en ineens was dat beeld daar van mijn moeder die elke zaterdagmiddag naar de weekmarkt in het centrum van Rotterdam ging om daar wat lekkers voor ons te kopen. Ze bleef uren weg, want de afstand tussen ons huis en die markt was niet gering. Vaak verraste ze ons met stukken zalm, waarvan de visboer vond dat hij ze niet als vis kon verkopen. Afsnijdsel dus.
In die tijd was het gewoon, vonden wij, haar kinderen, dat mijn moeder de moeite nam om zo’n verre reis te maken om het ons naar de zin te maken. Nu herken ik haar liefdevolle inspanning. Wij waren zo arm als een kerkrat. Mijn vader verdiende als havenarbeider het zout in de pap niet en was in die tijd, zo heel lang geleden, nauwelijks zeker van een baan. Later veranderde dat en werd hij opleider en leerde jonge havenarbeiders het stuwadoorsvak.
Mijn ouders zijn dood, mijn moeder stierf op 1 juni 1995, mijn vader een paar jaar eerder. Het gemis slijt niet. Het besef dat ze zich zoveel moeite moesten getroosten om ons op een fatsoenlijke manier in leven te houden, de liefde die we kregen en weer konden delen met anderen, de hulpvaardigheid naar mensen en dieren die ze in zich hadden, de solidariteit met anderen die het nog minder hadden, het was de brandstof voor mijn eigen leven.
Ik sprak laatst met mijn kleinzoon van vijf over doodgaan. Hij zei: Opa, dat is een naar woord. Je kunt beter zeggen: overleden. Dat heeft hij van zijn oma, mijn lieve ex-vrouw, van wie ik na een heerlijke maaltijd niet mocht zeggen dat ik vol was maar dat voldaan beter was. Ze had gelijk, voldaan is beter, het gaat er niet om hoeveel je eet.
Ik maak geen punt van wat beter is: dood of overleden. De situatie is dezelfde. Een paar weken geleden dacht ik dat Magere Hein mij wel heel dicht naderde. Tot er een telefoontje uit het ziekenhuis kwam met de mededeling dat mijn begrafenis op de lange baan werd geschoven. In die weken daaraan voorafgaand was ik niet in paniek, maar juist heel rustig. Ik besefte dat ik een zak met botten, sappen, organen en nog meer ben en dat er een komen en gaan is. Wedergeboren worden lijkt mij een fantastisch avontuur. Maar op de dag dat de uitslag kwam was ik wel een beetje nerveus.
In mijn directe omgeving zijn er twee mensen om wie ik geef aan het sterven. Ze beleven dat ieder op hun eigen manier. Ik wil heel dicht bij hen zijn, alles doen en laten om ze het zo comfortabel mogelijk te maken. Mijn hoofd was er vol van. Dit en dat. Dat niet. Tegelijkertijd is er het besef, of ik dat wil of niet, dat het hun sterven is, dat mijn door het boeddhisme gevoede ideeën over hun doodgaan er niet toe doen. Een vriendin schreef me laatst dat mijn sores, de bijna dwangmatige wil en wens om te helpen- dat in de praktijk zo anders uitpakt, de stervenden niet raakt. Zij zijn bezig met het grootste avontuur in hun leven: de dood. Dat plaatste mij in de realiteit. Ik dacht de laatste weken dat het wel lijkt alsof er een glazen plaat is tussen mij en de dood. Dat ik de mensen om wie het gaat niet werkelijk kan naderen in hun laatste levensfase. Ik heb me klein gemaakt, de drukte is uit mijn kop, mijn hart heeft de zaak overgenomen. Dat is beter voor iedereen.
Moge iedereen gelukkig zijn, zonder uitzondering.
Rene zegt
Prachtig geschreven, ik volg sinds enkele dagen het boeddhistisch dagblad en ben verrast over de mooi geschreven stukken. Dit was er weer zo ééntje!
Paula zegt
Inderdaad, treffend geschreven en zeker herkenbaar.
Nirvair Kaur Curtis de Ruiter zegt
Touching the heart… thank you!!
Astrid de Keulenaar zegt
Zo waar. Roshi Joan Halifax zei het zo:”If you want to fix, you consider the world broken. If you want to help, you consider the world weak. If you want to serve, you consider the world whole”.