Op het balkon van de redactieruimte groeien in een bak met duizendkroon rare planten. Ik zag ze nooit eerder. Mensen die de redactie bezoeken willen er soms gelijk heen om die vermeende vreemdsoortigen uit de bak te rukken. Onkruid, roepen ze. Nee, niet doen, zeg ik ze. Laten staan die planten. Het zijn mijn vrienden. Wispelturig en krachtig. Eigenzinnig ook. Tegen de stroom in. Vreemde kostgangers, daar hou ik van.
Er is geen biologische definitie van onkruid. Wat men als ongewenst beschouwt, is afhankelijk van de situatie. Als een plant in een tuin of park zich te snel uitbreidt, zou zij een onkruid genoemd kunnen worden.
Als mijn groene vrienden op een andere plaats hadden gestaan, hadden ze het loodje gelegd door een schoffel of een zootje gif. Wij mensen bepalen waar wat hoort.
Ik kwam op het idee over die groene logees te schrijven, omdat ik onlangs op een eeuwenoude begraafplaats het graf van mijn moeder bezocht. Een zandbed met een kleine steen met haar naam erop en nog een beetje tekst. Meer niet. Dat is waar ze begraven ligt. Geen betonnen randen, geen afbakening, geen gravel. Een heuvel tussen mos, bomen en planten. Regenbuien vormen gootjes in dat mooie, zware donkergele zand, dat nergens anders dan daar voorkomt, konijnen graven er holletjes. Ik vermoed omdat ze worteltjes van planten lekker vinden.
Dennenappels en beukennootjes en kastanjes liggen op het zand zoals ze vielen. Een keer per jaar wordt door tuinlieden zogenaamd opschot verwijderd omdat de graven anders onbereikbaar worden.
Een paar uur eerder was ik in een kamer met een zeer oude vrouw. Ze gaat dood, eet en drinkt nauwelijks meer. Ze is niet alleen, haar kinderen en aanhang zijn bij haar. Ze zijn lief voor haar en zorgzaam. Toen ik afscheid van haar nam opende ze haar ogen en ik opende de gordijnen voor het raam. Dan kunt u de vogels zien, als ze langs vliegen, zei ik.
Moge iedereen een lang, gezond en gelukkig leven hebben, niemand uitgezonderd.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!

Geef een reactie