Het zweet druipt boeddhistisch leraar Hannes de Gelooviche in de nek. Verdomme, waar is dat pand toch? In de verte hoort hij roepen. “Hannes, meester, oh Grote, waar ben je?” Ze zitten hem op de hielen, zijn discipelen. De leraar raakt in paniek, de straten in volkswijken zijn ’s avonds slecht verlicht.
Maar eindelijk staat hij voor de deur van het rijtjeshuis *303. Hannes belt aan, een man opent de deur en vraagt hem wie hij is. Hannes stamelt: ‘Hannes, in godsnaam laat me erin’. Achter hem valt de deur in het slot en Hannes zakt in het halletje in mekaar. Hij is doodop maar veilig. Het personeel van het opvangcentrum ‘Ik Zie Je Mara’ geeft Hannes een kop koffie. Verder laten ze hem met rust. Hij is al de vijfde boeddhistische leraar deze maand die aanklopt om onder te duiken om uit handen van de sangha te blijven. Zo ook Hannes, hij wilde niet vereerd worden of tijdens zijn leven heilig worden verklaard.
Het begon allemaal zo mooi. Hannes zat als leek al jarenlang te zitten en besloot van het zitten zijn beroep te maken. Hij zat toch, maar dan gediplomeerd. Twee jaar geleden werd hij door de baas van een westerse boeddhistische organisatie tot leraar gewijd. Zonder veel franje en ceremonie, daar deden ze niet aan. ‘Aan de slag, Hannes’, zei de baas, een buitenlandse leraar die niet veel ouder was dan hij. In de paar jaar durende opleiding had Hannes het een en ander opgestoken over het boeddhisme. De vergiften, de edele waarheden, het pad, wedergeboorte. Het was taaie kost maar de overdracht zou wel lukken.
Hannes maakte breed bekend dat hij gediplomeerd leraar is en ging in de Lage Landen aan de slag, huurde een zaaltje en wachtte op wat komen gaat. Hij was niet ontevreden over de ontwikkeling, er vormde zich een kleine, vaste kern van mediterenden, en daarnaast was er aanloop van mensen die meer wilden weten over het boeddhisme en hem. Aanhangers openden kleine filialen in andere steden. Hannes voelde zich senang, een beetje, te veel is niet boeddhistisch. Hij bleef wie hij is.
In het buitenland, tijdens zijn opleiding, merkte hij wel dat zijn leraar vereerd werd, soms wel ziekelijk aanbeden door de leerlingen. Dat was gewoon onmenselijk. Hij zag dat ook in sangha’s in zijn huidige omgeving. Dat zou Hannes niet overkomen, dacht hij. In het door hem gehuurde zaaltje was geen boeddhabeeld te vinden en wierook werd er niet gestookt. Er stond ook geen troon en kaarsjes en heerlijk geurende bloemen ontbraken eveneens. Hannes zelf trok af en toe wel een oranje T-shirt aan, maar dat was meer omdat dat zijn lievelingskleur was. Hij had de zaak en de leerlingen goed in de hand, vond hij. Hij voelde zich gelukkig.
Hannes bekeek het kamertje van het opvangcentrum maar zag door de tranen in zijn ogen, zijn verduisterde geest, helemaal niks. Hij was in shock. Hoe had het in Jezusnaam zo ver kunnen komen. Dat hij op de vlucht was geslagen voor zijn eigen volgelingen, dat hij het twee weken geleden opgerichte meldpunt Bedreigde Boeddhistische Leraren (BBL) moest bellen om het vege lijf te redden.
Het benauwde gevoel kwam door het gedrag van zijn sangha. Die hem het liefst Grote, misschien Edele of Heilige Hannes zou noemen en hem op een voetstuk plaatsen. Ze bogen nu al als knipmessen voor hem en spraken op zachte, gewijde toon. Hij kon ze amper verstaan, knikte maar eens. Hij versomberde.
Hannes vond het al vreemd dat een boeddhistische vrind hem niet feliciteerde met zijn aanstelling tot leraar. Hij vroeg er naar, was er jaloezie in het spel? ‘Man je weet niet wat er allemaal op je afkomt, wat voor shit je kan verwachten als leraar. De volgelingen vertrouwen je hun diepste gevoelens toe en geloven dat jij ze een oplossing kan geven. Of niet. Maar dan krijgen ze er de ziekte in. Je doet het nooit goed als leraar. Ze dichten je kwaliteiten toe die je niet hebt. Ze gaan met je op de loop en sommigen zullen je vereren en liefhebben. Letterlijk. Al kraam je de grootste onzin uit, of zwijg je omdat je ze niet verstaat, ze zullen je blijven volgen. Het leraarschap is een fuik, misbruik ligt op de loer. Door jouw eigen discipelen, hoor. Ze zien en behandelen je als God, de alwetende, een kind van de Verhevene. En jij gaat je zo gedragen.’
Hannes werd nog banger. Hij liet zijn haar weer groeien en zei tegen zijn familie dat hij uitgetreden was. Dat maakte ze niet uit, zei de familie, ze hadden hem toch al niet begrepen als hij het over de middenweg had. Midden op de weg is vragen om ongelukken, zei zijn zus die vrachtwagenchauffeur is. In het zaaltje liet hij videocamera’s installeren, bij een detectivebureau huurde hij beveiligers in. Het kostte hem een vermogen, maar hem zouden ze niet gek maken. Hij richtte een beroepsvereniging op van betrouwbare- gecertificeerde leraren. Hij bleef enig lid. En ging zelf nog uitgebreidere richtlijnen opstellen over ethiek en moraliteit.
Bij een grote Amerikaanse verzekeraar sloot hij een risicoverzekering af. Elk sanghalid dat hem aanklaagde zou miljonair worden. Bij aanvang van een les vroeg hij de sangha zijn privacy te respecteren, zijn lijf en leden met rust te laten. Hij was Hannes, geen goeroe, geen alwetende, geen wijze man, maar iemand die alleen maar doorgeeft wat hij zelf geleerd had. His masters voice. De sangha vond dat prachtig. Je moest wel een wijze, een verhevene zijn, om je zo eenvoudig op te stellen. Hij steeg in hun aanzien, werd goddelijk verklaard. En zo werd onze leraar totaal krankzinnig.
Op een avond sloot Hannes in zijn eentje de deur van het zaaltje af. Buiten keek hij spiedend om zich heen. Godzijdank, geen volgeling te zien. Het was volle maan, de wolven huilden. Hannes ook. Geraadpleegde psychiaters zeiden dat ze niks voor hem konden betekenen. Die gekte kwam niet voort uit zijn geest, maar door de verering van de mensen om hem heen.
Hannes brak en ging voor de laatste keer op weg, op zoek naar de verlossende (deur)bel.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds.
Moedig voorwaarts!
Joost zegt
Zo herkenbaar