In 1995 bezocht ik Goa, een voormalige Portugese minikolonie in India. Ik zag er zwaar katholieke mensen van gemengd bloed en een hippie die wel erg veel op Robert Plant van Led Zeppelin leek. Ik probeerde vergeefs te stoppen met roken op een cocktail van tranquillizers en Bloody Mary´s.
31-3-1995 Goa, India. Benaulim, 11:30. Gebroken aangekomen, na een busrit begonnen in Bombay. Nul slaap door kuilen en bulten in de weg. De chauffeur reed als een bezetene. Voel me weer beter. Eerst vorstelijk ontbeten op het strand, daarna een prettig hotel gevonden, vijfhonderd meter van de zee.
Bij het strandrestaurant weer eens echte koffie gehad, een verademing na al die Nescafé. Even aan de zee geproefd. Mooi helder water, lauw van temperatuur. Honderden meters strand voor me alleen. Fiets gehuurd, voor een week.
Voel me senang. Heb de onderkant van m´n voeten verbrand. Ik was zo overmoedig zonder schoenen naar de zee te wandelen. Op de terugweg bleek het asfalt kokend heet. De berm was niet veel koeler. Kreeg gelukkig een lift op de bagagedrager van een van de hoteljongens. Moet nu even een paar uur gaan slapen, ik tril van vermoeidheid.
Vooravond. Vijf uur in coma gelegen. Daarna fietstochtje naar Margao en Calua, het Zandvoort van India. Viel mee, ik zag vooral welgestelde Indiërs. Weinig lelijke hoogbouw of jengelende strandtenten. Zwembroek gezocht. Niet gevonden. Slippers idem dito.
Overal mooie Portugese kerkjes. In Calua was een dienst gaande. Dat kon ik tot op driehonderd meter afstand horen, omdat er aan de buitenzijde van het godshuis luidsprekers waren bevestigd, zodat de mensen buiten als het ware de mis konden meebeleven zonder de kerk in te gaan. In z´n pragmatisme een hoogst katholieke service.
Vanmiddag in de bus van Margao naar Benaulim zat ik met vijf knapen in de cabineseat geprest, vrijwel op schoot bij de chauffeur. Deze wist zich omringd door een keur aan roomse parafernalia: Mariabeeldjes, christusprentjes uit de meest weeë traditie, enzovoorts.
Dat de Portugezen hier nog maar enkele decennia weg zijn, is overal zichtbaar. De mensen gaan praktisch Europees gekleed – geen sari´s gezien. De vrouwen (mooi), vaak van gemengd bloed, hebben een vrijmoedige oogopslag. Ik word behandeld met een voor India ongekende directheid. Het toerisme lijkt de meesten nauwelijks te hebben aangetast. Vrijwel niemand, afgezien van de strandmedewerkers, spreekt Engels. Ik ben niet een keer aan mijn hoofd gezeurd over geld wisselen of diensten waar ik niet om had gevraagd.
Zojuist weer eens m´n laatste sigaret gedoofd. Bij een medical shop een tranquillizer uit de Ayurvedische traditie aangeschaft om de gebruikelijke ontwenningsverschijnselen (trillerigheid, giechel- dan wel huilbuien en slapeloosheid) enigszins te dimmen. Wat wanhopig gestemd over de kans van slagen, maar misschien is dat wel een goed teken. Als het me op een plek ter wereld moet lukken om van die vermaledijde nicotine af te komen, dan is het wel hier in Goa, India.
Op het strand twee Duitse jongleurs ontmoet, die dagelijks met van die knotsen in de weer zijn. Achter de rug om, onder een been door en talloze andere varianten. Ze signaleerden een soortgenoot, die vijfhonderd meter verder ook het knotsenspel beoefende. Ik zag natuurlijk niets.
Tussen de twee ontspon zich een ruzieachtige dialoog, in van dat harde bijtende Duits, over de vraag of de knotsenbroeder verderop het spel met een of twee handen aan het beoefenen was. Merkwaardige types, wel ok verder. Ze gaan naar Cochin, Kerala. Heb ze het Balgatty Paloa Hotel en de joodse wijk aanbevolen.
´Eind Judisches Viertel?´ Even viel er een gespannen stilte. Het blijft heikel, het met Pruisen over joden hebben. Ik zei snel dat er nog maar een stuk of twintig over zijn, alsof het dan minder bedreigend voor ze zou zijn om ernaartoe te gaan. In dit soort gesprekken kan ik een reusachtige onhandigheid aan de dag leggen.
Blijf hier ongeveer vijf dagen. Geniet van de rust en de stilte. Kan kiezen uit een twintigtal strandplaatjes om te bezoeken. Behalve de stadjes Panjuna en Old Goa wil ik ook de stranden van Chapura en Anjuna aandoen. Chapura omdat het daar nog helemaal ongerept heet te zijn. Anjuna omdat het in de jaren ´60 een soort magisch centrum was, waar John Lennon en The Who met Kerstmis spontaan concerteerden onder de volle maan.
Tegenwoordig is het een reservaat van gepensioneerde hippies, crusties, gezondheidsfreaks, uitgetreden monniken en mensen met stigmata. Dus ik denk dat ik vanaf een duintop vuil naar ze ga kijken om, als het te erg is, ze met stenen en keien uit mijn directe nabijheid te verjagen. Morgen hardlopen op het strand.
1-4 Een stuk wandelen, is dat ook goed? Al om 10:00 uur was het te heet voor intensieve lichaamsbeweging. Uurtje op het strand gelegen. Verschillende lichaamsdelen, die ik totnutoe bedekt hield met sokken, schoenen en T-shirts, flink door de zon laten belichten.
Dus nu ben ik plaatselijk knalrood verbrand. De halve middag op strandpaviljoens rondgehangen. Mellow sfeerje. Voelde me toch niet helemaal ontspannen, vooral omdat ik steeds visioenen had van sigaretten.
Die ayurvedische capsules sorteren geen merkbaar effect, dus bij een apotheker in Margao heb ik een twintigtal tranquillizers van een gewone chemische fabriek uit Ahmedabad aangeschaft. (Prijs: 1 gulden.) Er zat godzijdank geen bijsluiter bij. Zodoende hoef ik me niet druk te maken om bijwerkingen en zal ik zal er dus ook wel geen last van krijgen. De strips vermeldden slechts dat het middel uitdrukkelijk alleen op doktersvoorschrift verstrekt mag worden.
Net zo´n pil in een prettig strandrestaurant weggespoeld met twee blikken Stroh´s bier. Het effect is wel aangenaam. Voel me op de een of andere manier prettig stemmingloos. Vanaf het paviljoen de zonsondergang zitten bewonderen, in het goede gezelschap van een goed bereide Bloody Mary. In mijn linkerhand bevindt zich een brandend voorwerp, in de volksmond sigaret genoemd.
Dat zat zo. Het restaurant bezit een vitrine met het gebruikelijke assortiment snoepgoed en rookwaar. Daar lag ook, verpakt in cellofaan, een rechtsreeks uit Nederland geïmporteerd pakje Samsonshag me smekend aan te kijken. Dat pakje shag keek ik enkele minuten gebiologeerd aan, tot de ik de verbaasde blikken van het personeel gewaar werd. Toen kon ik het natuurlijk niet maken om weg te lopen, dus.
Aparte combinatie hoor, een Indiase tranquillizer, een Bloody Mary-cocktail waar je u tegen zegt en de eerste shagsigaret in meer dan drie weken.
Het merkwaardige is: schuldig voel ik me niet, maar dat komt morgen wel bij het ontwaken. Me ondertussen, in afwachting van een vorstelijk maal (grote garnalen) een fles koud bier laten serveren. Pluk de dag. Memento mori doe ik thuis al genoeg.
Naast me zitten twee fraaie Deense meisjes, die me sterk aan Dorte doen denken, de dame uit Jutland die ik onheus bejegend heb door haar op een dag niet meer terug te schrijven. Ik probeer niet naar de Deensen te kijken, maar als ik het niet doe, kijken zij wel naar mij.
Het geluid van de branding cohabiteert met Erik Clapton-klassiekers. Het leven is goed in Goa.
2-4 Zondag. Gezwommen, op het strand gelegen. Fietstocht gemaakt door het achterland van Benaulim. Vruchtbare grond. Gezond ogende gewassen. Welvarende, schone dorpjes. Overal lag vis te drogen. In een oud Portugees kerkje was een dienst gaande.
Opnieuw de luidsprekers buiten. Geen overbodige luxe. Rondom het kerkgebouw hadden zich honderden gelovigen verzameld die binnen geen plaats vonden. Een mooi aanzicht.
(…)
3-4 Zonsonderganggesprek met Eric, een sympathieke Fransman. Hij maakt een spirituele reis door India, had voor dat doel een beetje Hindi geleerd. Hij is gefascineerd door het boeddhisme en goeroes. Hem Bruntons A Search in Secret India aanbevolen.
Enthousiaste, levendige vent. Leeftijdloze, magere kop. Ik was, beweerde hij, de tweede niet-Indiër die hij in twee maanden tijd had aangesproken. Hem weer aan het roken geholpen, de man ging bijna kwijlen van mijn Samsonshag. Weer een goede daad verricht.
21:30 Te voet naar Calua. Daar de beste maaltijd genoten sinds mijn komst naar India. Een soort gegrilde schol, maar dan een bodybuildervariant, ronduit zalig. Via het strand terug gewandeld naar Benaulim. Het was stikdonker, door de afnemende maan.
Halverwege kreeg ik de kolder in m´n kop. Ik werd compleet euforisch van het strijklicht over de branding en door het sterrenpalet. Ik trok al mijn kleren uit, ging sprinten door de branding.
De goden waren me gunstig gezind. Vlakbij Benaulim Beach werd een vuurwerk ontstoken. Maniakaal lachend moest ik dekking zoeken voor een enkele verdwaalde vuurpijl, die vervaarlijk laag over het strand scherend mijn richting uitkwam. Zit nu cocktails leeg te slurpen bij m´n tijdelijke stamkroeg Johnny.
(…)
M´n laatste week in India. Heb besloten vrijdag het vliegtuig naar Bombay (Mumbai) te nemen. Dat kost 60 gulden. Het bespaart me nog zo´n uitputtende busrit. Ik vlieg met een aan Lufthansa gelieerde maatschappij, dus ik neem aan dat de piloot zich op z´n Duits aan de afgesproken vertrektijd houdt.
Snel en efficiënt geholpen bij een reisbureau in Calugate. Daar een uur rondgehangen in een goed gesorteerd boekenantiquariaat, met een Nederlandse, Duitse, Franse, Engelse en Deense afdeling. Eenmaal buiten vingen m´n oren de doffe klap op van een aanrijding. Honderd meter achter me was een man geschept. Hij schreeuwde klaaglijk, viel toen stil. Onmiddellijk een oploop van jewelste.
Door een klam gordijn van hitte teruggelopen naar Boga. Vervolgens een wandeling door de duinen, die de sociale onderbuik van het kustgebied herbergen. Schamele hutjes van palmbladeren, gelooide vrouwen met een doffe blik in de ogen. Verwaarloosde kinderen. Overal vuil, uitwerpselen.
Vijftig meter verder het strand, een ander universum. Middelbare mannen in g-strings, topless vrouwen. Sierlijke inheemsen met manden fruit op het hoofd, voor iedere westerling een uitdagende lach. Vissers die met engelengeduld hun netten repareren.
Ik kwam Robert Plant tegen, of iemand die veel op hem leek. Je doet het niet, op zo´n man afstappen en vragen: ´Is u Robert Plant van voorheen Led Zeppelin?´ Ik fantaseer erover om een motor te huren, maar ik durf niet goed.