In de kranten gaat het vaak over de betekenis van woorden. Bekendste voorbeeld: Poetin betitelt wat toch duidelijk een heuse oorlog is als ‘een speciale militaire operatie’. In die andere oorlog wordt gehakketakt over de vraag of een VN-resolutie moet oproepen tot een ‘staakt-het-vuren’ of tot een ‘humanitaire gevechtspauze’. Of ook: iemand signaleert ‘antisemitisme’, terwijl een ander kritiek op de Israëlische regering hoort.
Het verschil in betekenisgeving is stof voor columnisten en andere opiniemakers. Wat wordt er door wie bedoeld? Meestal blijkt dat belangen bepalend zijn. Taalgebruik en machtsverhoudingen hangen samen.
Als je erop gaat letten, kun je bijna per nieuwsbulletin of journaal voorbeelden vinden. Elk standpunt, van wat voor aard dan ook, heeft zijn eigen taalveld, mede aangestuurd door machtsposities. Zelfs als een krant objectief zegt te zijn, dan nog kan het woordgebruik dubbelzinnig zijn. Feiten zijn altijd iemands feiten.
Terugkijkend hebben theologen van alle eeuwen en religies veel voorwerk gedaan met hun exegese en vertaling van heilige geschriften. Misschien hebben ze de basis gelegd voor dat huidige proeven van woorden. Aan de in eerdere eeuwen aangedragen exegese of vertaling kan vaak de toen heersende tijdgeest afgelezen worden, of de achtergrond van de theoloog van dienst. Of wie in die tijd de macht had.
Pikant recent voorbeeld: Netanyahu gebruikte voor Hamas de oudtestamentische term ‘Amelek’, waarmee hij bedoelde: een vijand van de Joden. In Trouw gaf een theoloog een exegese van relevante teksten. Conclusie: dat kun je zo niet zeggen, Netanyahu misbruikte de term. Palestijnen zijn geen Amelekieten.
Debatten over betekenissen zijn verwarrend. Speur dus vooral naar het machtsproces achter het taalgebruik en onder het welles-nietes. Genocide? Klimaatcrisis? Rechtsstaat?