Gisteren schreef ik in een column over de invloed van muziek en tekst in mijn leven. Mooi was die tijd.
Er was een moment in mijn leven dat een liedje mij de verhuiswagen liet bestellen. Ik woonde en werkte in die tijd vijf jaar in het oosten van het land, Gelderland en Twente. De natuur was er prachtig, de mensen aangenaam. Ik woonde in een oude boerderij, vrijstaande villa’s. Vaak ging ik op de fiets naar mijn werk, de redactie van een krant. Reed langs vennen en houtwallen, moerassen ook. Wandelde er uren met mijn kinderen, hond Quintus. Ik had geen enkele reden om er weg te gaan, dacht ik. Ik had er vrienden en de mensen hadden tijd voor elkaar.
Af en toe schurkte het ietwat verstilde wel aan mij. Ik was het drukke journalistieke leven in de randstad gewend. Ben geboren in Rotterdam. Daar woonde mijn familie. Mijn dochter is er geboren. Maar niets in mij was bezig met verkassen.
Tot ik op een dag het liedje Terug naar de kust, gezongen door Maggie MacNeal op de radio hoorde.
Ik weet niet wat het is maar er is iets mis
Hoe zou dat komen
’t Liefst loop ik alleen, niemand om me heen
In mezelf te dromen
‘k Wil terug naar de kust
Heel ongerust zoek ik de weg naar de kust
Bijna niet bewust van de dreiging dat daar m’n jeugd voorbijging
Het was geen heimwee maar meer de herinneringen, de oer van mijn leven, alsof er een voor mij onbekend luik openging met zicht op de kust. Ik kan het niet goed uitleggen. Een keus maken tussen twee liefdes, zoiets.
En paar maanden later reed een grote verhuiswagen naar de kust.
Moedig voorwaarts!