Het hoort bij een discussie dat de deelnemers opinies ventileren. Persoon X zegt ‘a’, en persoon Y zegt: ‘maar ik vind b’. Persoon Z reageert met: ‘volgens mij is c juist’. X, Y en Z handhaven meestal de vrede, ondanks de verschillen. Maar het kan ook zijn dat ze zich in hun schuttersputjes ingraven. Zo veranderen talkshows een gesprek in een schurend debat.
Er is feitelijk een heel spectrum te tekenen, van minimale tot maximale stelligheid. Kijk maar hoe politici debatteren naar aanleiding van de vele crises die ons nu bezig houden. Maar ook op het terrein van de levensbeschouwing – religieus of niet – kiezen woordvoerders positie binnen dat stelligheidsspectrum.
Nu bestaat er, ondanks alle stelligheid, ook wel enige speelruimte. Het spel wordt niet altijd zo hard gespeeld. Nog verder denkend: zou het mogelijk zijn om het stelligheidspectrum te negeren? Door bijvoorbeeld louter verspiedend bezig te zijn? Of dat je bij enquêtes met ‘ja / nee / geen mening’ voor het laatste kiest. Of door twee tegenstrijdige standpunten te verdedigen? Kun je ‘onstellig’ zijn?
Leuke toevalligheid: ‘onstelligheid’ is eigen aan de spelende mens. Mijn definitie van spel is ‘het vermogen tegelijk twee perspectieven op de werkelijkheid te hanteren’. Dat gebeurt vaker dan je zou denken. We doen dat als we in beelden spreken. Of als we meegezogen worden door een film, een boek, kunst, theater, een bordspel, een sportwedstrijd. Of als we op een of andere manier gelovig zijn en zeggen dat er een andere werkelijkheid is dan de zichtbare.
We kunnen nog een stap verder gaan. Ook al maak je je er niet echt populair mee (‘vlees noch vis’), ‘onstelligheid’ zou in de gepolariseerde samenleving heel heilzaam kunnen zijn. Dan kun je sympathie hebben voor de Oekraïners en toch pacifistische dingen zeggen. Of meedoen in een religieuze groep en tegelijk jezelf een soort atheïst voelen.