Vanmiddag, na een vergadering, bleef ik met enkele oer-Rotterdammers nog even hangen. Ik ben ook oer. Het gesprek ging over het wonen in dorpen en gehuchten elders in het land. Het niet kunnen wennen, je buitengesloten voelen, als Randstedeling naar de politie stappen als ’s morgens vroeg een haan kraait. Je blijft altijd een vreemde, zeiden de Rotterdammers, als je naar verre bestemmingen gaat.
Ik heb met mijn gezin in piepkleine gehuchten gewoond, soms zo klein dat de autochtonen precies wisten dat er een blauwe auto met een man en een hond bij mij arriveerde. Ik ben nooit echt een van hen geweest, dat hoefde ook niet, maar ik deed altijd mee met festiviteiten. Een carnavalsoptocht. Of andere sociale gebeurtenissen. Soms was ik ook aanzegger, als een buurman ergens ver weg was overleden. Dan zegde ik diens overlijden aan bij andere buren.
Wirkommen, zeiden buren tegen mij.
Als je een mensman bent maakt het niet uit waar je woont.
Moedig voorwaarts!
victor zegt
De drang tot identificeren is daar merk ik. Alleen al het woord oer-Rotterdammer. Als geboren en getogen en in Rotterdam wonende Rotterdammer merk je dat gelijk. Grappig om die identificatie waar te nemen.