Wat gebeurt er als je met woorden de werkelijkheid weergeeft?
Ooit deed ik, samen met een bioloog, veldwerk in een Afrikaans dorp. We vroegen de bewoners naar de planten die zij gebruikten. De bioloog determineerde de planten en ik bekeek de culturele context. Vanuit steeds een andere woordenschat ontstonden drie visies op dezelfde plantaardige werkelijkheid: een dorpse, een botanische en een antropologische.
Stel dat je niet een botanische, maar een religieuze werkelijkheid met woorden wilt weergeven. Dat zal om te beginnen afhangen van het soort gelovige en het vak van de onderzoeker.
Verder rijst direct een geloofskwestie. Is er één werkelijkheid waarin God en mens elkaar ontmoeten? Of zijn God en mens zo verschillend dat ze nooit tot één werkelijkheid kunnen behoren?
Vanwege die laatste keuze zijn er gelovigen die al dat verwoorden verloren tijd vinden. Elke religie die het totaal andere wel verwoordt, overspeelt haar hand, vinden ze. Wat rest is zwijgend mediteren rond het mysterie.
Maar vaker wordt er wel verwoord, in veelvoud. Want zoals de onderzoeker kijkt vanuit een bepaald vak, zo kijkt de gelovige vanuit de eigen religie. Of nog sterker: vanuit de eigen stroming binnen een religie.
Die verdeeldheid zorgt voor een vermenigvuldiging van verwoordingen over de goddelijke èn de menselijke werkelijkheden. De verschillende heilige geschriften bieden hele repertoires aan verwoording.
En dan hebben religies ook nog hun eigen onderzoekers, de theologen, die religieuze kennis verwoorden. Nog meer variatie, want een beetje theoloog legt het liefst een eigen accent.
Daarmee zijn we er nog steeds niet. Er zijn religieuze machthebbers die zorgen voor de vaststelling van gekoesterde geloofsvoorstellingen en rituelen. Maar vaak is er een volksreligie die weer een eigen versie in stand houdt, naast de officiële.
Bij alle variatie kun je je afvragen: was die goddelijke werkelijkheid er eerst? Of maken gelovigen al verwoordend hun religieuze werkelijkheden?
Wat is werkelijk?