In Jan Warndorff’s boek ‘Geen idee’ lees ik over het mysterieuze proces van je verbinden met wat er om je heen is, louter door er op te letten, waardoor er ruimte ontstaat in jezelf. Meer zen kan het niet zou je zeggen. In Pokhara, waar ons hart smelt, lijkt het zo eenvoudig, maar ik merk dat ik hierin nog veel kan toelaten. Vooral ‘s avonds als de golfplaten restaurantjes rond ons hotel hun muziekboxen opendraaien en hun klanten nog tegen de herrie proberen op te bieden. Ik let erop, geef het aandacht, maar verbinden? Toch zeggen we elke avond dat we er iets minder last van hebben. Ruimte?
‘s Ochtends aan het ontbijt met uitzicht op het altijd weer sublieme Fewameer is dat heel wat makkelijker. De golfplaten zijn nog nauwelijks wakker en hun bewoners zijn alleen nog wat flessen aan het opruimen. Maar echt stil is het nooit. Wel diep in de nacht. En het meer zelf is altijd dezelfde belichaming van stilte en ruimte, hoe vroeg of laat ook en hoe het weer ook is.
Het is heerlijk hier weer in Lakeside te zijn. Er is onvoorstelbaar veel bijgebouwd. Letterlijk tegen de klippen op. Over een paar jaar ken je niets meer terug. En de drukte is navenant. Maar het meer trekt zich niets aan van al die besognes en decibellen. Het behoudt op elk uur van het etmaal zijn magische kracht. Al komen er duizenden hotels en golfplaten bouwsels bij, het meer blijft het meer. Schitterend, sereen, onbenaderbaar, alwetend. Zich verbindend met wie of wat hem erkent.
Op de flank van een tegenover het meer gelegen heuvel hebben Tibetaanse boeddhisten, die onder de Chinese invloed op de Nepalese overheid steeds minder leefruimte krijgen, iets heel bijzonders gepresteerd: ze hebben midden in de heuvel een driemaal levensgrote goudkleurige Boeddha geplaatst. Je moet er twee honderd treden voor klimmen, maar dan heb je ook wat. Hij zit in lotus bovenop een gouden tempeltje en daardoor lijkt hij nog veel hoger. Hij kijkt recht naar het reuzenrad dat binnen het Pokhara Disneyland Funpark aan het meer is opgericht. Pal voor ons vroegere hotel, dat daardoor geen gasten meer krijgt. Maar de Boeddha kijkt vermoedelijk verder en dan rusten zijn ogen weer op het wonderschone meer.
Als je het oud-Nederlandse woord schoon naar het heden haalt in de betekenis van zuiver en fris, dan vrees ik dat het Fewameer niet aan alle standaarden voldoet om het maar voorzichtig uit te drukken. Maar goed, er zwemt nog vis in. De overheid laat ondertussen, als eerste stap naar een zuiver meer, militairen de woekerplanten verwijderen waarmee het meer langzaam dreigde dicht te slibben. Een curieus proces waarin zeer veel arbeidskracht op een curieuze manier wordt ingezet.
Pokhara is blijkbaar ook een oord van synchroniciteit. We waren benieuwd of onze oude kennissen Purna en Sita nog in hun winkeltje richting Hallan Chowk zouden zitten. Daarheen op weg, sloegen we een smal straatje in, waar wij later op het eind ons nieuwe hotel zouden vinden. En door wie worden wij opeens aangeroepen: door Purna die daar een heel ander zaakje was begonnen. En terwijl we al dagen in ons hoofd zochten naar de naam van een Tibetaanse vrouw met wie we jaren geleden een goede verstandhouding hadden opgebouwd zie ik opeens een winkel met de naam Dolma Trekking. Zo heet ze riep ik tegen Ellen: ze heet Dolma. En twee tellen later lopen we haar tegen het lijf.
Ondertussen slaat de vooruitgang hier dus toe. Er zijn plannen voor een internationale vliegverbinding met Pokhara en hoteliers verwachten gouden bergen van een kabelbaan tussen Pokhara en Sarangkot. Vanuit ons hotel kun je al zes kabel-pilonen zien en vandaag in Sarangkot zelf zagen wij hoe het ronde aankomststation al in aanbouw is. Kan vooruitgang tegelijk ook achteruitgang zijn? Dat vragen we ons hier steeds weer af.