Op het internet adviseren ze om er met anderen over te praten, er niet in mijn eentje mee rond te blijven lopen, het bespreekbaar te maken, dus ik val maar met de deur in huis: ik vermoed te lijden aan een nervous break down (NBD). Alle symptomen kloppen, ook een veranderd eetpatroon, moeheid en lusteloosheid en slecht ademhalen.
Het begon zondagavond, een aantal mensen – ik kan niet zeggen wie want ze overtraden de coronaregels die maar 1 persoon hier in de Kloosterbunker toelaat, terwijl ik in mijn eentje wel naar dat gezin van 4 mensen en 2 lieve honden toe mag, voor je het weet staan hier vier boa’s binnen om mij te verhoren, verliet de Bunker. Dag opa, zeiden twee van hen.
Ik kan er niet tegen als mensen mij verlaten. Dan voelt het zo emotioneel leeg aan. Ik heb het zelfs als ik bij de arbeiders supermarkt de Aldi boodschappen doe en ik andere klanten zie vertrekken. Zelf verlaat ik ook de winkel maar dat is toch anders. Ik kan er moeilijk de hele dag blijven, voor je het weet zien ze mij als een verward mens. Maar die anderen zou ik wel willen uitnodigen voor een bakkie.
Het verlaten is dus 1 element van de NBD. Het tweede is de flockdown. Hevige sneeuwval en strenge vorst, gladde trappen en stoepen, de galerij niet te vergeten, verhinderden mij ruim een week het pand te verlaten. Ik was de sneeuwduinen voor de voordeur nog vergeten te melden. Persoonlijk heb ik geen moeite met de gewone lockdown, ik kan er toch op uit trekken, effe bij de Nieuwe Maas en Dennis een luchtje scheppen. Of bij een afhaalcafé een bak koffie halen of het Kralingse Bos in. Of naar zee.
Maar die gedwongen gevangenschap, hoewel ik elke dag tegen mezelf zei: Joop, ouwe knar, geniet van de sneeuw en het ijs en ik dan door het acht meter brede raam van de Kloosterbunker naar buiten keek, waar ik de ene na de andere bejaarde zag uitglijden en ambulances af en aan reden, viel me zwaar tegen. Ik dacht dat mijn door meditatie getrainde geest de flockdown wel aankon, het leven in het hier en nu, alleen waarnemen, maar het was niet zo.
En het ijs en sneeuw, de sneeuwduinen ook, ze smolten maar niet weg. En ik wilde de huismeester niet vragen de troep voor mijn deur weg te schuiven: voor je het weet sta je op een zwarte lijst van zeurpieten en verhogen ze de huur, die thans al zeer hoog is.
Maandag werd het breken steeds erger, ik voelde me slap en lusteloos, hoewel de dooi wel was ingetreden en de vrijheid lonkte. Er vielen ook geen bejaarden meer op straat, dus het had geen zin meer om naar buiten te staren. Dat was ook technisch bijna onmogelijk want door de lage luchtvochtigheid in het pand, zo’n 9 procent, zette ik drie koudwaternevelaars in werking om de luchtvochtigheid te verhogen. Een dik, wit poeder, verspreidde zich in de Bunker, ook tegen de ramen. Het leek wel sneeuw. Hoe dan ook, het was niet bevorderlijk voor mijn NBD.
Maandagavond laat besloot ik oude, door mij zelf gemaakte en gemonteerde films- ik was vroeger professioneel cameraman, te bekijken om wat op te vrolijken. Ik keek naar opnamen in het Zuidfranse Bourg Saint Andéol, in een soort krokodillenfarm, met de toen nog jonge moeder van mijn kinderen en een nog jonge zoon. Allemachtig, wat hadden die scherpe tanden, die krokodillen natuurlijk, ik werd er beroerd van. Daarna zag ik beelden van de camping in Frankrijk waar wij met onzer vouwwagen stonden. Na negen jaar voor de laatste keer. Potverdrie, ook al afscheid nemen. Ik nam een advocaatje met slagroom om weer wat op te knappen. Die van de Zwarte Kip is toch lekkerder.
Daarna schakelde ik filmisch over naar het Gelderse Grolle waar mijn dochter haar eerste verjaardag vierde. Het was mooi weer in die zomer en in de tuin zaten mijn oma, ouders, schoonouders, oudste zus en de moeder van mijn kinderen en nog wat mensen buiten beeld. Twee Rottweilers speelden in het gras, Otto en Quintus. Het was een zo lieflijk tafereel, mijn dochter, helemaal aan het begin van haar leven, en al die lieve mensen om haar heen. Een prachtig schilderij, wat was ik toch een bofkont.
En ineens besefte ik: dood, ze zijn allemaal dood, voor eeuwig, behalve mijn dochter, de moeder van mijn kinderen en ikzelf. Dat wij nog lang mogen leven. In mijn geest vormden zich lege gaten, een slecht ontwikkelde film, veel zwart. Ruis, verdriet, eenzaamheid. Duizend kilo. Ik nam met terugwerkende kracht afscheid van hen, intenser dan stuk voor stuk bij hun overlijden. Een groepsafscheid. De tuin werd leeg in die mooie zomer van 1978. Ze verdwenen letterlijk uit beeld. Afscheid, beelden zeggen meer dan duizend woorden. Vergetelheid? Ze waren er ooit, samen met mij.
Morgen gaat uw tijdelijk NBD’er naar de Maas, een broodje eten bij Dennis. Er komen veel tijdelijk depressieven bij hem. Als ik aan hem vraag: Dennis, hoe gaat het met je? Zegt hij: niet slecht. Ik zeg het hem na, ben blij dat ik met jullie mocht delen. Blijf gezond en gelukkig.
Moedig voorwaarts!
Nellie zegt
Soms en ook vaak blijken we allemaal kwetsbare reuzen te zijn. De ene keer een grote mens die piepkleine stappen zet. Een ander moment de kwetsbare die een mega stap maakt. Dit verbind mij met alle andere kwetsbare reuzen en met jou.
Fijn om dat te kunnen zijn en te mogen delen in welke hoedanigheid we ons op dat moment ook bevinden. Mogen we groots zijn in het kleine en bescheiden in grootheid.
Dank voor je verhaal.
Wulf zegt
Dank Joop, en deze reactie is me uit het hart gegrepen…
Michel Ball zegt
Hup Joop !
Joop Ha Hoek zegt
Jij ook!