De standaard opdracht die de meditator wordt voorgehouden luidt: blijf hier en nu. Zo gezegd, zo gedaan. De meditator gaat zitten en richt de aandacht op iets wat hij altijd bij zich heeft en dat volautomatisch functioneert: de ademhaling. Na een tijdje steekt ergens een jeuk de kop op en vraagt de aandacht die eigenlijk voor de ademhaling hier en nu is bedoeld. Geen nood, ook jeuk is hier en nu. Er wordt even op gefocust om dan terug te gaan naar de thuisbasis, de ademhaling. Maar die vermaledijde jeuk dringt zich onbedwingbaar op, evenals de drang om te krabben. De meditator geeft eraan toe, volgt de beweging van de hand naar de jeukplek, dan de sensatie van de krabbende nagel. Dan weer terug naar de adem. Allemaal hier en nu.
Er komt onvermijdelijk een moment dat de meditator een enorme sik krijgt van het hier- en-nu-gedoe. Crisis. Een crisis met twee opties. Of van het meditatiekussen opstaan en al dan niet gefrustreerd ermee kappen. Of blijven zitten om erachter te komen wat de sik is. De tweede optie betekent doorgaan met hier en nu maar dan zonder gedoe en smoesjes. In de praktijk blijkt dat met een beetje geluk en veel inspanning de meditator na zo’n crisis snapt en accepteert dat er altijd en overal enkel hier en nu is. De ervaren meditator maakt van de nood een deugd en krabt rustig als er iets jeukt – dat is zijn hier en nu. Als beginner stoorde hij zich aan elke jeuk – dat was zijn hier en nu.
‘Hier en Nu’ is welbeschouwd een enorme open deur. Er is immers niks anders dan hier en nu, daar is geen ontkomen aan en iedereen moet ’t ermee doen. Veel mensen nemen daar echter geen genoegen mee en proberen er aan te ontkomen. Met fantasieën over een geïdealiseerd Daar en Straks. Of ze gaan met ijzeren discipline ascetische oefeningen doen. Volgens de geschriften probeerde Gautama Shakyamuni dat laatste. De geschriften vermelden ook dat ’t hem niet opleverde wat hij zocht. Crisis. Vervolgens maakte hij van de nood een deugd door zijn nood nauwgezet te bekijken in plaats van verlichting te zoeken.
Veel mensen lukt het om op eigen houtje van hun nood een deugd te maken. Anderen worden leerling van een leraar die instructies en aanwijzingen en evt. bijsturing geeft. Meditatieleraren zijn er in veel soorten, maten en nationaliteiten maar ze hebben één ding gemeen. Allemaal wijzen ze op de open deur van hier en nu. Ieder doet het uiteraard op z’n eigen manier: zoetgevooisd of bulderend, welsprekend of stotterend, kortaf of prekend, met de handen in de mouwen of met de vuist op tafel. Dat zijn duizend manieren om een leerling met succes de open deur uit te werken. En er zijn evenzovele verhalen daarover in omloop. Die succesverhalen hebben allemaal dezelfde spanningsboog:
Eerste scène
leerling: ik trek het niet meer.
leraar: duwen dan maar.
Tweede scène
leerling: Ik krijg er geen beweging in.
leraar: ik ook niet.
Derde scène
leerling: je bent een zak patat.
leraar: wil je er mayonaise bij?
Slotscène
leerling: patatje?
leraar: met mayo, graag.
Naast succesverhalen zijn er uiteraard ook flopverhalen. Maar daarover ging het hier nu niet.
Piet Nusteleijn zegt
Oké. Dat was het dan? Ja.