We deelden om beurten een fitnessapparaat dat de borstspieren verstevigt. Zij was een vrouw met donker haar en bruine ogen, een lieve uitstraling, een grote halfedelsteen in een zilveren hangertje om de hals. Volgens haar verhalen zat er een ongeveer engel op elke schouder, was ze in rechtstreeks contact met Aartsengel Gabriel en werd voortdurend door ‘spirituele gidsen’ van de éne levensgebeurtenis naar de andere geloodst. Ze had in een visioen van één van haar vrienden uit het ‘daarnamaals’ ook doorgekregen dat ze contact met mij zou krijgen en ze zou mij een belangrijke boodschap doen toekomen vanuit de spirituele nevelen.
Ik trachtte me zo mindful mogelijk op de beweging te concentreren die iets moest bijdragen aan het beperken van de fysieke degeneratie. Ik hoopte dat er geen engel tussen de twee kussens zou zitten die ik in een repeterende beweging naar elkaar toebracht. Je weet tenslotte maar nooit. ‘Je moet met maansteen werken om je diepste pijn op te laten lossen, ‘ sprak ze omfloerst. Terwijl ik me tot aan deze ontmoeting juist zo prettig gevoeld had. ‘Ik heb er thuis wel een liggen,’ vervolgde ze nadenkend. ‘Je moet er wel aan denken om hem bij elke volle maan ’s nachts buiten te leggen, om hem op te laden. Je kunt dan zelf ook op de grond gaan liggen. Goed om te aarden.’ Ze produceerde zo’n alwetend (Al-wetend) glimlachje tijdens haar betoog. Ze maakte ook mandala’s die ze regelmatig exposeerde in het wijkcentrum van het dorp waar ze woonde, zei ze vertrouwelijk. Ik richtte mij in gedachten tot de Aartsengel. Alstublieft, geen uitnodiging. Met alle kracht die ik in mij had. Maar Gabriel was kennelijk niet thuis, want de vrouw zei stralend: ‘Morgenochtend heb ik een opening. Je bent van harte welkom. Hoewel ik meer dan genoeg wist van assertiviteit ben ik een echte lafaard op het gebied van ongewenste uitnodigingen. Ik lachte vereerd, toonde me verrast en hoopte dat mijn verkramping niet zichtbaar zou zijn. ‘Oh, ik eh…’ ‘Elf uur! Ik zal doorgeven dat je komt. Ik neem een zelfgebakken appeltaart mee – van appels uit eigen tuin.’ Ze klapte blij in haar handen. Ik kon geen kant op, er was geen ontsnapping meer mogelijk. Waarom kon zij zo authentiek zijn en deed ik alsof ik in hoge mate vereerd was? De rest van de dag hoopte ik op ingrijpen van Gabriel persoonlijk, maar omdat ik geen enkel geloof hecht aan zijn bestaan liet hij waarschijnlijk verstek gaan. En gelijk had-ie. De volgende morgen meldde ik me bij het buurtcentrum en peuterde vast het slot van mijn doos clichés open. Sara (ik ging ervan uit dat haar man vast Sam zou heten) begroette me met een omhelzing die mij, gelet op mijn korte contact met haar, nogal overdreven voorkwam.
De appeltaart smaakte totaal naar niets (waar smaakt dat eigenlijk naar?), ook niet naar appel. De geaquarelleerde ‘mandala’s’ waren onbeholpen qua compositie en kleurgebruik. Het pronkstuk van de expositie deed me denken aan het drijvende resultaat van een zeer acuut wc-bezoek. Een reeks naar links draaiende, bruin-rode worstachtige vormen om een kern van geel uit een markeerstift. Ik zocht in mijn cliché-doos. ‘Héél krachtig en indringend,’ loog ik en dacht aan mijn karma. ‘Goed gevoel voor kleuren, en erg expressief.’ ‘Ja hè?’ Ze straalde. ‘Ik heb er héél lang aan gewerkt. Deze heet Armageddon.’ Ik vroeg mij angstig af hoe een werkje waar ze heel kort over had gedaan eruit zou zien. ‘Eh, verkoop je ook wel eens iets?’ ‘Nee hoor, lachte Sara.’ Om dit te begrijpen moet je eraan toe zijn. En voor ik het kon verhinderen had ze Armageddon van het haakje gehaald en overhandigde mij het gedrocht met een lieve glimlach. ‘Ik geef ze wèl weg, aan mensen met wie ik een hartsverbintenis voel.’ Er volgde een toneelstukje met een schokje van verbazing, ontroering en ongeloof in het geluk dat mij zojuist ten deel was gevallen. Teksten als ‘Oh, dat moet je niet doen’ hielpen niets, want Sara was in haar lieve goedbedoeldheid ook zeer resoluut. ‘Het komt je toe!’ riep ze, met een zware klemtoon op ‘toe.’ ‘Ah, het is mij ‘toe’-gevallen’ zei ik begrijpend, hypocriet die ik was, en nam mij voor een zuiveringsretraite van minstens een week te gaan doen. Ze wist het nu zeker: onze chakra’s waren met elkaar verbonden. Ver-bonden. Met het kunstwerk onder mijn arm geklemd worstelde ik me langs de rest heen en keek op een strategisch moment geschrokken op mijn horloge. ‘Oh! Zo laat al?’ Bij de uitgang, na een omhelzing van een intensiteit die Sam vast de wenkbrauwen hebben doen fronsen, zei Sara: ‘Zo jammer dat we volgende week naar Zwijndrecht verhuizen. Kees (dus toch geen Sam) heeft een nieuwe baan in de informatica. Maar je bent altijd welkom, hoor!’ Hoewel mijn geloof in entiteiten als Aartsengel Gabriel en overige engelachtigen inmiddels nóg sterker gekrompen was, kreeg ik nu toch wel heel grote twijfel aan de juistheid van mijn ongeloof.
Misschien had Gabriel mijn gebed dus tóch verhoord.
Oh, en Armageddon heeft ter inspiratie nog zeker een jaar op mijn toilet gehangen. Tot ik verhuizen ging.
En nee, niet naar Zwijndrecht.
Wouter tef Braake zegt
Alles in mij tintelt. Een stevige innerlijke strijd tussen enerzijds afkeer en afwijzing en aan de andere kant vriendelijkheid en mededogen. Een slagveld op geweldig humoristische wijze in beeld gebracht.
Piet Nusteleijn zegt
Ik denk dat iedereen een dergelijke “ontmoeting”, met dat zogenaamde “spirituele”, heeft meegemaakt.
Het is gewoon flauwekul. Het is niet nodig of noodzakelijk. Je weet het feitelijk vanaf het begin. Maar wanneer je iemand ontmoet die pretendeert iets te weten, en dat iets is hét en tegen je zegt dat jij het niet weet, ben je daar vatbaar voor. En als je erin meegaat valt je de zegeningen welllicht ook ten deel. Zeker met deze belofte, wordt het moeilijk.
Tja. Dan wordt het toch lastig om bij je aanvankelijke ‘dit is kul’ te blijven.
Henk van Kalken zegt
Dank voor deze leuke reactie, Wouter!
Henk van Kalken zegt
Over het algemeen doen deze ‘esotherici’ weinig kwaad. Ik krijg er alleen jeuk van.
Suzanne zegt
Heerlijk geschreven, ik zag het allemaal voor me!
Henk van Kalken zegt
Dank, Suzanne