Wat een aardige opa is de Sint toch eigenlijk. Ons beeld van de ideale grootvader is vast ook een beetje gevoed door deze kindervriend. De oorspronkelijke Sint Nicolaas leefde van 280 na Christus tot halverwege de vierde eeuw. Dat was een eeuw of zeven voordat de kerk het celibaat invoerde.
Dus is het best mogelijk dat deze bisschop getrouwd was en een kindervriend was voor zijn eigen kleinkinderen. Je ziet hen bij hem op schoot zitten.
Als opa deelt de Sint in een cultuurpatroon dat volgens antropologen universeel voorkomt. Zij plakken daar de Engelse term ‘joking relationship’ op. Tegenover de ouderlijke macht staat het grootouderlijk gezag, dat op een speelse manier wordt uitgeoefend. Bij de Sint vind je daarvan iets terug in zijn morele rijmboodschappen.
Deze opa belichaamt de knipogende moraal.
Opa Sint is daarmee het prototype van het goede gedrag, een ijkpunt. Soms zegt iemand die zuinig moet zijn: ‘ik ben Sinterklaas niet’. Maar eigenlijk willen we allemaal wel iets van de Sint hebben. Zonder een spoor van boosheid weet hij verkeerd gedrag te corrigeren.
Dat doet hij jaarlijks maar een paar weken. En toch, de rest van het jaar zit hij in het collectieve geheugen. Er zit nóg een aardige kant aan deze opa: hij gaat niet dood, in tegenstelling tot de opa’s en oma’s van de kinderen. Deze opa blijft ook zeer vitaal, zeker als ruiter op het witte paard.
Sint ontkomt aan de tand des tijds, in tegenstelling tot zijn knecht. Tenzij natuurlijk de bisschoppen in zo’n kwade reuk komen dat de betekenisgevende publieke opinie zich ook tegen deze kindervriend keert.
Dat Opa Sint voortbestaat nadat ouders hun opgroeiende kind in het oor hebben gefluisterd dat hij niet bestaat, lijkt echter een garantie voor zijn eeuwigheid. In de geseculariseerde samenleving lukt dat zelfs de almachtige God niet.