Ik naderde vanaf het plein de grote hal van de Kloosterbunker op de begane grond. Een man, met wie ik al eerder meerdere malen sprak en mij buurman noemt liet een klein hondje uit op het gras nabij het Klooster. We stapten tegelijk de hal in, op anderhalve meter afstand van elkaar. Ik wist dat de man vorig jaar zijn 3,5 jaar oude Grote Hond* (pseudoniem om de privacy van de man niet te schaden) had laten inslapen nadat er ernstige pijnlijke gebreken aan het bewegingsapparaat van de Grote Hond, op foto’s vaak afgebeeld met een vaatje rum voor de borst, waren geconstateerd.
‘Neem je nog een nieuwe Grote Hond,’ vroeg ik de man. Ik wist dat hij dat vorig jaar overwoog omdat hij het ingeslapen dier miste.
De man: ‘Ik ben mijn appartement aan het opknappen en ik krijg die enorme vetvlekken van die hond tegen de muur in de woonkamer niet onder geschilderd. Daarbij komt, ik ben nu 61, zo’n hond gaat 9 jaar mee, ik weeg honderd kilo, die honden zijn zo sterk dat ze me zomaar meeslepen als ik ouder word. Dan val ik en word ik over straat gesleurd. En dan, ik zit in het bestuur van de Grote Hondenvereniging dus ik blijf wel voeling houden met die honden. Als ik het heel graag zou willen zou ik een Grote Hond een tijdje kunnen leasen, dat kan tegenwoordig met die coronacrisis. Dan zijn de mensen niet alleen.’
De man wees naar het kleine hondje aan de riem met wie hij op stap was. ‘Die hond is zo geprogrammeerd dat hij tien keer per dag moet worden uitgelaten, of hij moet plassen of niet. Een echte plaaggeest.’ Ze stapten de lift in.
Ik weet uit het verleden, toen de Grote Hond nog leefde, dat het dier zeer gedresseerd was als ik ze op straat tegen kwam. Van aan de riem trekken was geen sprake, de hond liep aan de voet van de baas, zoals kynologen dat noemen. De man was de leider van de roedel, de kleine en de Grote Hond.
Moedig voorwaarts!