Vooral ’s avonds, als het buiten en in de Kloosterbunker stil is, en ik in het centrum van de Kloosterbunker in Schaap naar de Verrekijk kijk, hoor ik het gezoem. Getril ook. Al een maand of wat. Alsof enorme pompen de waterstand op peil houden, de motoren van een raket gestart worden aan het begin van een lange reis. Overdag hoor ik soms het geluid van heien, palen die de grond in gejast worden.
Mijn geest brengt dat heien en het gezoem, getril ook, in verband met de aanleg van een nieuwe rijksweg, zo’n anderhalve kilometer verderop in Bunkerwijk. Om de A13 tussen Rotterdam en Den Haag te ontlasten zodat de inwoners van Overschie minder last van het langsrazende verkeer hebben en de inwoners van andere wijken last krijgen van fijnstof en herrie.
Ik weet niet echt of het gezoem door de aanlegweg veroorzaakt wordt. Dat beeld ik me in. Zekerheidshalve, omdat ronde voorwerpen zomaar naar de voordeur rolden, heb ik een tijdje terug een brief geschreven naar de verhuurder van het Klooster, met de vraag of het pand op instorten staat. De verhuurder zei nee. Dus wat rest is gezoem en getril.
Het is al decennia geleden dat ik met andere studenten op een zondag in een gompa les kreeg van mijn boeddhistische leraar en ineens iemand buiten de gompa maar wel in hetzelfde gebouw met een drilboor aan de gang ging. We konden de leraar niet meer verstaan en werden ietwat onrustig. Welke gek verstoorde de zondagsrust en onze studie? De leraar merkte onze onrust en de behoefte om de drilboorder voorgoed het zwijgen op te leggen en zei: ‘Het is maar geluid’. Die vier woorden maakte dat de rust in onze koppen terugkeerde, het is maar geluid. Het is aan ons om daar mee om te gaan.
Ik woon nu ongeveer 7 jaar in de Kloosterbunker. Bijna altijd, ook in de winter, heb ik de deur naar het balkon open, we hebben blokverwarming die we niet zelf kunnen regelen dus het is bloedheet in het Klooster. Het pand ligt in een eigen tuin, de omringende grasvelden zijn van de gemeente. Elke 14 dagen maait een man op een kleine maaier het gras van de eigen tuin. Elke 14 dagen maait een andere man gezeten op een maaier het gemeentelijke gras. Meestal ’s morgens als ik bezig ben met het samenstellen van het Boeddhistisch Dagblad met de open balkondeur.
In de begintijd van de maaierij had ik er goed de ziekte in. Keek dreigend naar beneden naar de maaiers die vrolijk hun rondjes reden, alsof blikken konden doden. Soms knalde ik de balkondeur keihard dicht, alsof ze dat konden horen. Ik hoorde mijn leraar zeggen: Het is maar geluid. Ik ging de maaiers anders bekijken, mijn irritatie zakte weg, er was een kantelpunt. Ik zag hoe zorgzaam ze omgingen met hun apparatuur, het grasveld weer lucht gaven, af en toe ook nog een heg knipten. Ik zag de sierlijkheid van hun bewegingen, het met zorg inladen van de maaimachine op een kleine truck als ze klaar waren.
Ik bedacht me hoe fijn het is dat deze mensen werk hebben, hun gezin en anderen kunnen onderhouden. De boel mooi maken en sindsdien blijft de deur open en ik maak me niet meer kwaad. Het is maar geluid. Een paar keer per week hoor ik de stem van een klein meisje: Oma, oma, roept ze. En soms is iemand aan het draagbaar bellen in de tuin beneden. Het zijn letterlijk contactgeluiden.
En heel soms is in het gebouw ook iemand met een drilboor aan de gang. Dan denk ik: Heerlijk, weer een lekkage opgelost of obstakels verwijderd. Medevreugde. Maar ik ben ook wel weer blij als het boren ophoudt. We moeten niet overdrijven.
Moedig voorwaarts!
Henk van Kalken zegt
Mijn leraar zei ooit in antwoord op de vraag: ‘Wat nou als er naast je een kanon wordt afgeschoten terwijl je practice aan het doen bent? ‘Ach, zolang hij je niet raakt…’en vervolgde: ‘En je je er niet door laat afleiden, want dan ben je niet aanwezig.’