Deze weken wordt in de media herdacht dat 50 jaar geleden het Amerikaanse Woodstockfestival er was. Een muzikaal anarchistisch festijn waar meer dan honderdduizend hippies op af kwamen. Ze vierden er met -later- internationale bekende bands de bevrijding van een drukkend systeem dat voorschreef hoe je moest denken en handelen.
Woodstock ken ik alleen maar van beelden- die nu weer worden uitgezonden. En van de muziek waar ik nu nog vrijwel dagelijks van geniet. Ik was als jonge vent wel een jaar later op het Holland Pop Festival in 1970 in het Kralingse Bos in Rotterdam, het Nederlandse antwoord op het Amerikaanse Woodstockfestival. Ondanks de regen kwamen er tienduizenden mensen op af. Het grote podium stond opgesteld op het grasveld voor de Plasmolens De Ster en De Lelie aan de rand van de Kralingse Plas.
In de documentaires die op tv worden uitgezonden wordt aan bezoekers steeds de vraag gesteld: wat betekende Woodstock en/of het Holland Pop Festival voor je latere leven?
Voor mij betekende het popfestival in het Kralingse Bos een totaal gevoel van ontwaken dat me tot nu toe is bijgebleven. Dat gevoel van vrijheid, het er toe doen, jezelf mogen zijn, de anti autoritaire opstelling, broederschap, giert nog door mijn aderen. Als een vrijheidsdrug.
Ik was in die tijd bevriend met een zoon van een van de organisatoren en al van te voren op de hoogte van het programma en de aard van het unieke festival. Er werden bezoekers uit de hele wereld verwacht en er moesten voorzieningen worden getroffen om die mensen op het terrein op te vangen en zo nodig medisch te begeleiden. Want met de bezoekers kwamen ook de drugs naar Kralingen.
Ik weet nog goed hoe verbaasd ik aanvankelijk was door de tegenstellingen die er waren tijdens het Kralingse festival. Buiten de hekken zag ik de burgerij die zich stond te vergapen aan wat er binnen de hekken plaatsvond. Een vorm van aapjes kijken. Op het terrein, met die tienduizenden mensen en de regen die met bakken uit de hemel kletterde, werd ik als het ware meegezogen door de muziek en verbondenheid van de bezoekers- meest jonge mensen die die drie dagen in het bos doorbrachten. Ik merkte hoe het festival mij als het ware vormde tot een nieuw mens, geen decorum van weet je wel, maar echt innerlijk tot ontwaken komen. Ik voelde me in een natuurlijke omgeving. De betekenisvolle leegte die bezit van mij nam, een gevoel van totale vrijheid, de verlichting. Geen kanteling. Ik was een van hen maar ook weer niet. We vormden met z’n allen in dat bos het universum, stuk voor stuk, en geloofden oprecht dat dat gevoel ons nooit meer zou verlaten. En dat was ook zo wat mij betreft. Een soortgelijk gevoel heb ik nimmer meer gehad. Muziek en een diepe beleving die mij naar de overkant bracht. Gate, gate…
Ik kan nooit meer in het bos zijn zonder aan het popfestival te denken. Dat ik dat tot in alle vezels van mijn lichaam heb mogen beleven. Ik voel me na al die decennia nog altijd verbonden met de mensen die er waren- die ik niet bij naam kende.
Laatst at ik in een eethuis in het bos met een collega journalist en muzikant een broodje. Waar was dat popfestival, vroeg hij.
Moedig voorwaarts!