Vanmiddag was ik even in de slaaphut van de Kloosterbunker. Toen ik de deur opende snoof ik de geur van pas-gewassen-aan-een-waslijn-buiten-in-de-natuur- hangende kleding op. Het deed mij denken aan mijn jeugd als mijn moeder buiten de was ophing aan een tussen twee staken gespannen lijn. Gewassen kleding met een zakje blauw. Altijd die lentegeur.
In de slaaphut staat het raam altijd open, in de nacht kan het er behoorlijk koud zijn. Vandaag joeg de storm de frisheid naar binnen maar ik besefte dat het nep was. Want buiten, op het kozijn van het raam van de hut, ligt roet en fijnstof en adem ik die roetdeeltjes dagelijks in. De frisheid was schijn, net als in het leven soms.
Ineens besefte ik dat het wel leek alsof ik in een situatie van het beoefenen van tonglen zat, door de boeddhistische monnik Wangpo aan mij onderwezen toen ik nog in het Grote Voertuig van het Mahayanaboeddhisme rondtoerde.
Tonglen is Tibetaans voor ‘geven en nemen’ (of het verzenden en ontvangen), en verwijst naar een meditatie die beoefend wordt in het Tibetaans boeddhisme. In de meditatie visualiseert de beoefenaar het lijden van anderen om deze vervolgens in te ademen. Bij de uitademing wordt geluk of liefde gevisualiseerd en teruggegeven aan die anderen.
De functie van deze meditatie is: verminderen zelfzuchtige gehechtheid, verhoging van een gevoel van afstand, zorgen voor positieve karma door het geven en te helpen, te ontwikkelen en uit te breiden liefdevolle vriendelijkheid en bodhicitta.
Ik heb die oefening vaak gedaan en ze was best wel zwaar. Dat ervoer ik vandaag in de slaaphut: fris binnen, vies buiten. Het boeddhisme is overal.
Moedig voorwaarts!
Jacob van Keulen zegt
Mooi Joop door jouw “uit het levengegrepen”beschouwingen/ervaringen weet ik weer waarom ik (wat wél kan)mijn abonnement niet opzeg. Ga zo door en gij zult….. eten(spinazie of spekjes a la Margreet Dolman).