Met de oprichting van een hulpfonds voor boeddhistische geestelijken door de kersverse stichting Nederlands Buddhistisch Centrum begon de institutionalisering van het boeddhisme in Nederland. Twee maanden later, in januari 1968, verscheen het eerste nummer van Saddharma, de Goede Leer, als Mededelingenblad van de stichting, met een oproep om donateur te worden. Het volgende nummer was al een echt tijdschriftje met een kartonnen kaft, dat als kwartaalblad ging verschijnen. De inhoud was gevarieerd: korte leerzame artikelen, boekbesprekingen, nieuws, ook uit buitenlandse periodieken. Het juli-nummer werd verzonden aan 42 adressen.
Van der Beek ging door met zijn lezingen en er waren contacten met het handjevol groeperingen dat actief was, zoals de herrezen Boeddhistische Vriendenkring Den Haag. In april 1968 werd ook een Zenkring in Amersfoort opgericht, door Leo Boer en Veronica Laterveer, het eerste zencentrum in Nederland. De kring floreert nog steeds, sinds 1974 onder leiding van Erik Bruijn, de eerste zenleraar in ons land met autorisatie van een Japanse zenmeester, n.l. Zengo Miroku, die lange tijd in Engeland verbleef.
Het jaar erop, voorjaar 1969, werd de eerste weekend-bijeenkomst voor donateurs en andere belangstellenden gehouden in het Natuurvriendenhuis in Bennekom. Hier begon een lange traditie van themabijeenkomsten, hoewel mettertijd het weekend werd ingekort tot een dag. Het aantal boeddhisten in ons land was nog heel klein. Bij de laatst gehouden volkstelling, in 1971, waren er negenhonderd. Wie zich boeddhist noemde, leefde vermoedelijk zoveel mogelijk volgens de boeddhistische leer zoals men die zelf inschatte. De feitelijke kennis van de leer en de beoefening was vaak nog heel bescheiden.
Bij de stichting waren zeven groeperingen aangesloten: Vriendenkringen in Den Haag, Utrecht en Amsterdam, de Zenkring en nog een zengroepje in Amsterdam, in Den Haag het Boeddhistisch Instituut (voornamelijk een bibliotheek) van ir. J. Bloemsma en de Werkgroep bevordering en verdieping van het boeddhisme, die een Thais-boeddhistische tempel in ons land wilde stichten.
Het Amsterdamse zengroepje draaide om een kleine zendo aan de Haarlemmer Houttuinen, in het pand van het textielbedrijf van een bestuurslid dat naderhand beroemd is geworden als auteur van thrillers: Janwillem van de Wetering (1931-2008). Na zijn omzwervingen over de wereld, met o.a. een pauze van anderhalf jaar in een Japans zenklooster, was hij in Amsterdam beland. Eens per maand ging hij ook mediteren bij de Zenkring van Leo Boer in Amersfoort. Zo werd hij in 1972 kortstondig secretaris en redacteur van Saddharma. Maar het was eigenlijk niks voor hem. In een brief aan de vicevoorzitter van de stichting, prof. dr. V. Westhoff, schreef hij:
‘Het Boeddhisme boeit me, het is het mooiste en diepste dat ik ooit heb aangeraakt. Maar ik heb altijd vermoed dat het alleen mogelijk is iets te bereiken als er onder een meester gewerkt wordt, zonder aan de weg te timmeren. Sindsdien heb ik, door mijn lidmaatschap van de Stichting, wel degelijk aan de weg getimmerd, en het bekomt me slecht.’ Hij besloot daarom de stichting en de Zenkring vaarwel te zeggen en zijn eigen groepsactiviteiten in Amsterdam op te geven. Drie jaar later vestigde hij zich in een zengemeenschap in Maine, aan de Amerikaanse oostkust.
De stichting ontwikkelde zich langzaam. Na vijf jaar, in 1973, waren er 125 donateurs. Er waren twee brochures verschenen: Natuurbehoud en Milieubeheer: Mettā en karunā van prof. Westhoff en Grondbeginselen van het boeddhisme door dr. A.C.M. Kurpershoek-Scherft.
Deze twee donateurs van het eerste uur, beiden al snel bestuurslid en later voorzitter, mogen wel de coryfeeën van de vroege stichting heten. Victor Westhoff (1916-2001), hoogleraar in de plantkunde in Nijmegen en een van de grondleggers van de natuurbescherming in Nederland, was letterlijk boeddhist van nature. Van jongs af voelde hij een diepe verbondenheid met al wat leeft. Toen hij op z’n eenentwintigste het boek Mipamvan Lama Yongden las, dacht hij: dan ben ik boeddhist!
Ook Tonny Kurpershoek-Scherft (1921-1999), neerlandica, vond door een boek het boeddhisme. De vertalingen uit de Pali Canon in Het evangelie van Boeddha door Paul Carus raakten haar zo diep dat ze besloot die taal, het Pali, te gaan leren. In 1970 publiceerde zij Er is geen zelf; Boeddha’s boodschap van het geluk. Haar boek was ‘de eerste directe vertaling van het Pali in het Nederlands die afzonderlijk in druk verschijnt’, aldus het voorwoord van haar hoogleraar prof. dr. J. Ensink. Er zou van haar nog een handvol boeken met vertalingen volgen.
Het jaar 1973 bracht een hoogtepunt voor het boeddhisme in ons land: het bezoek van de Dalai Lama. Hij maakte voor het eerst een rondreis door Europa en deed elf landen aan. De Stichting Nederlands Buddhistische Centrum organiseerde zijn verblijf in Nederland, samen met de Theosofische Vereniging, de Soefi-beweging en de zeer actieve Stichting Hulp aan Tibetanen.
De Dalai Lama en zijn mede-lama’s logeerden, bij gebrek aan een boeddhistische centrum, in het Theosofisch Centrum in Naarden. Voorzitter van het ontvangstcomité was prof. Westhoff. Zijne Heiligheid de Dalai Lama hield een toespraak in een bomvolle grote zaal van het Koninklijk Instituut voor de Tropen, en stond op talrijke krantenfoto’s in gezelschap van prins Bernhard, kardinaal Alfrink, ir. Frits Philips of Tibetaanse vluchtelingen. ‘Een eenvoudig goedheiligman’, kopte de NRC. Het toenmalige dagblad De Tijd gaf de essentie het beste weer: ‘Dalai Lama brengt boodschap van Boeddha naar ons land.’ Zijn driedaagse bezoek was de eerste nationale presentatie van het boeddhisme in Nederland, en het was een succes.
Een andere mijlpaal was in dezelfde oktobermaand 1973 de opening van de eerste boeddhistische tempel in Nederland: de Theravada-tempel in Waalwijk en de vestiging daar van twee Thaise monniken, met de eerwaarde Mettavihari als hoofdmonnik.
Vestiging van boeddhistische groeperingen
In die jaren kwam er een stroomversnelling op gang, de derde fase van de ontwikkeling van het boeddhisme in ons land aan: de vestiging van tientallen groeperingen van uiteenlopende tradities. Het hing in de lucht. De naoorlogse jeugd was sterk gericht op het buitenland. Veel jongeren reisden in navolging van Amerikaanse hippies naar Azië. Ze kwamen in contact met lama’s, bedelmonniken en zenmeesters. Omgekeerd vestigden meer en meer Tibetaanse en Japanse leraren zich in de Verenigde Staten en Europa.
Nederlandse volgelingen van boeddhistische leraren elders in de wereld gingen hier groepen vormen en het aantal beoefenaren en belangstellenden nam snel toe. Een paar voorbeelden van dit heen-en-weer gereis tussen Europa, Azië en de Verenigde Staten. Uit de hippiewereld van San Francisco arriveerde in 1970 Paula Koolkin (22) in het ‘magisch centrum’ Amsterdam. Ze ontmoette er Matthy Verwijs, net terug uit Azië. Samen gingen ze op reis en via Afghanistan en India belandden ze in Nepal bij de lama’s Yeshe en Zopa Rinpoche van de Gelugpa-orde.
Terug in Nederland sloot Paula zich aan bij een groepje dat geregeld lama’s uit het Tibetaanse klooster Samye-Ling in Schotland uitnodigde. Uit deze activiteiten ontstond de groepering Karma Deleg Chö Phel Ling, die zich eind 1976 vestigde in de Hamtoren bij Vleuten. Het was het eerste Tibetaans-boeddhistische centrum in ons land. Het centrum en zijn vaste leraar, lama Gawang, zijn nu gevestigd in de tempel met de stoepa bij Hantum (Friesland). De lama’s Yeshe en Zopa Rinpoche uit Nepal reisden op hun beurt naar Europa en in 1979 richtte Paula op hun verzoek het inmiddels alom bekende Maitreya Instituut op.
Nog een ander voorbeeld van vruchtbare, intercontinentale boeddhistische reizen uit de begintijd. Nico Tydeman (1949) had de priesteropleiding van de congregatie van het Heilig Hart gevolgd, maar uit onvrede met de kerk en het geloof was hij er eind jaren zestig mee gestopt. Na enige tijd ging hij zenmeditatie doen in Duitsland bij Karlfried Graf Dürckheim, die van oorsprong rooms-katholiek was. Maar vanaf 1976 reisde Nico elk jaar voor een paar maanden naar het San Francisco Zen Center, gesticht door de Japanse zenmeester Shunryu Suzuki Roshi. Later stapte hij over naar de Kanzeon Sangha van de Amerikaanse zenmeester Genpo Roshi, van wie hij in 2004 de dharma-transmissie als zenleraar ontving.
Intussen organiseerde hij bij het Amsterdamse meditatiecentrum De Kosmos bijeenkomsten, o.a. van reizende boeddhistische leraren als de Vietnamese zenleraar Thich Nhat Hanh, die nu in Frankrijk woont, en de Tibetaanse lama Sogyal die toen in Amerika woonde. In de Kosmos werd al sinds 1969 meditatie-instructie gegeven, eerst vipassana door Bruno Mertens, toen zen door Erik Bruijn en daarna door Nico Tydeman. De Kosmos was in feite vele jaren een belangrijk, onofficieel steunpunt voor het boeddhisme in ons land.
Ook in andere Europese landen kwamen meer en meer boeddhistische groeperingen op en het kon niet uitblijven, er moest overkoepeld worden. In 1975 werd in Parijs de Europese Boeddhistische Unie opgericht waar de Stichting Nederlands Buddhistisch Centrum zich bij aansloot. Organisatorisch moest er wel iets worden gesleuteld. De EBU was een unie van nationale boeddhistische koepelorganisaties zonder individuele leden. Dat was de Nederlandse stichting niet en dat wilde ze ook niet worden. Daarom werd op 25 juni 1978 een aparte Boeddhistische Unie Nederland opgericht als samenwerkingsorgaan van een aantal boeddhistische groeperingen, om te beginnen acht stuks. Tonny Kurpershoek werd voorzitter. Zo werd de infrastructuur van het boeddhisme verder uitgebreid.
Om verwarring tussen unie en centrum te voorkomen, veranderde de stichting haar naam in Stichting Vrienden van het Boeddhisme, kortweg ‘een ontmoetingsplaats voor vrienden van het boeddhisme’. Voorzitter was ook hier Tonny Kurpershoek, met Victor Westhoff als vicevoorzitter. Groeperingen doken intussen in alle delen van het land op. De nieuwe aanwas werd merendeels zichtbaar in het tijdschrift Saddharma, dat getrouw melding maakte van de bloei in boeddhaland. De kunstenaar onder de oprichters van de oorspronkelijke stichting, Bruno Mertens (1914-2010), riep zelf in 1974 een leef- en werkgemeenschap op boeddhistische grondslag in het leven met de naam Tidorp, gevestigd in een groepje caravans in een oude boomgaard onder Haamstede (Zeeland). Tidorp werd opgeheven in 1994 toen Mertens verhuisde naar Nieuw-Zeeland.
Morgen deel 4 (slot).
Hilla van Onzen zegt
Tulpenboeddhisme: Hoe het boeddhisme in Nederland wortel heeft geschoten (3)
Beste Jacques,
De boeddhistische geschiedenis in Nederland is voor mij niet compleet zonder de namen van b.v.
Mimi Marêchal, Tiltenberg
Judith Bossert Theresiahoeve Langenboom zij bracht in 1988 het eerste Zen-tijdschrift uit in samenwerking met Nora Houtmann, Mimi Marêchal, Chris Smoorenburg en Nico Tydeman.
Hartelijke groet,
Hilla
Marijke zegt
Vergeet Us Thus in Greonterp niet.
Zie http://www.usthus.nl