Het begrip ‘sangha’ kwam in de belangstelling te staan door het symposium dat op drie november 2012 jaar door de Stichting Inzichts Meditatie (SIM) aan Dingeman Boot werd aangeboden. ‘Sangha’ betekent ‘gemeenschap’ en is in het boeddhisme een veel gebruikt begrip.
Tot mijn verbazing ontdekte ik tijdens het symposium en ook daarna, dat nogal wat mensen het vreemde woord liever niet in de mond namen, omdat het hen erg deed denken aan sektes. Deze onverwachte angst voor sektes in een omgeving die het tegendeel van sektarisme uitstraalde, bracht me ertoe de verschillen tussen sangha en sekte eens in de schijnwerper te zetten.
Er worden in het boeddhisme onder ‘sangha’ verschillende zaken verstaan. Oorspronkelijk betekende het de gemeenschap van de leerlingen van de Boeddha; dit werd op het symposium door Stephen Batchelor benadrukt. Later kreeg het de meer toegespitste betekenis van de gemeenschap van boeddhistische monniken. Een nog nauwere betekenis is de gemeenschap van mensen die tenminste een van de vier verlichtingsstadia hebben bereikt. Deze laatste omvat ook leken, maar slechts een klein gedeelte van de monniken.
Maar het begrip kan ook ruimer worden opgevat in plaats van nauwer. Zelf voel ik me niet alleen met boeddhisten verbonden, maar ook met alle mensen die serieus een spiritueel pad volgen of doorlopen hebben: christelijk of islamitisch of hindoeïstisch of sikh of indiaans of wat dan ook, hoe men dit pad ook maar noemt: pad naar God, pad naar Nirwana, pad naar het Absolute, of pad van zelfverloochening. Deze groep mensen kan men ook een sangha noemen. Een groot voordeel van deze tijd is dat men door de overvloed aan communicatiemiddelen met al deze mensen – of in elk geval met hun denkbeelden en levensgeschiedenissen – in aanraking kan komen.
Dan is er nog een andere ruime opvatting van het woord ‘sangha’ die door boeddhistische instanties als de Boeddhistische Unie Nederland gesanctioneerd wordt. De verschillende groeperingen die bij de BUN zijn aangesloten worden namelijk ook sangha’s genoemd. Hier krijgt het woord een technische, voor ambtenaren te hanteren, betekenis die tamelijk ver verwijderd is van de oorspronkelijke. Wat niet weg neemt dat sommige ‘sangha’s’ van de BUN soms werkelijk een sangha vormen, in de zin van een gemeenschap van mensen die elkaar ondersteunen op het spirituele pad.
Welke van deze betekenissen aan de orde is, hangt van de context af, maar omdat de context de betekeniskeuze niet volledig bepaalt, moet de betekenis soms nader verklaard worden. Wanneer het bijvoorbeeld gaat over het speciale respect voor de sangha dat volgens de traditie geboden is, dan kan men in de eerste plaats de nauwste bovengenoemde betekenis gebruiken: de gemeenschap van mensen die in elk geval het eerste stadium van verlichting hebben bereikt.
In Aziatische kringen wordt het eerbetoon uitgebreid naar alle monniken. Reeds de Dhammapada, het spreukenboek dat dateert van circa 200 voor Christus, heeft erop gewezen dat niet allen die het gele gewaad dragen als individu het respect dat ermee verbonden is verdienen. Vele verzen laten daar geen misverstand over bestaan. Maar deze verzen roepen monniken op zich als monnik te gedragen of anders de pij af te leggen, ze roepen niet leken op om monniken het respect te onthouden. En daar steekt wijsheid achter: het eerbetoon aan de monniken heeft namelijk ook een betekenis voor de hele samenleving. Het is een symbool voor de hoogste waarde van een samenleving. De samenleving geeft zo aan dat datgene waar de monnik voor staat, namelijk de volledige overwinning op de eigen tekortkomingen (namelijk begeerte, afkeer en onwetendheid), in haar ogen het hoogste is wat een mens kan bereiken.
Stephen Batchelor vertelde tijdens het symposium dat een drankzuchtige dorpsgek door de Boeddha tot de sangha werd gerekend wegens zijn goede intentie om de leer van de Boeddha te volgen. Het lukte hem niet zo goed, maar door de goede intentie was hij toch een leerling van de Boeddha en dus een lid van de sangha. Maar Batchelor sprak niet in een context van eerbetoon. Hij eiste voor deze uitzonderlijke leerling van de boeddha geen eerbetoon op, hoewel hij impliciet (en terecht) wel respect voor de goede intentie van de man vroeg.
Het woord ‘sekte’ heeft (evenals de Engelse tegenhanger ‘cult’) pas sinds enkele decennia een negatieve klank gekregen. Het is afgeleid van het Latijnse woord voor snijden en betekende een afsplitsing van een geestelijke stroming. Vele afsplitsingen in de geschiedenis werden zo aangeduid, onder andere ook die binnen de protestantse christenheid. De negatieve bijklank is kort geleden ontstaan naar aanleiding van zorgwekkende verschijnselen die zich vooral in Amerika voordeden, maar overigens van alle plaatsen en tijden zijn. Zo is niet alleen de emotionele maar ook de beschrijvende betekenis van het woord gewijzigd.
Laten we enkele negatieve verschijnselen die met sektes (in de nieuwe betekenis) verbonden zijn opnoemen. Men zou kunnen zeggen dat van een sekte sprake is, als enkele van deze verschijnselen zich voordoen. Het is niet nodig om alle negatieve verschijnselen te vertonen om toch het etiket sekte opgeplakt te krijgen.
De groep vormt een hechte gemeenschap, maar deze hechtheid, die op sommige mensen een grote aantrekkingskracht uitoefent, wordt verkregen door het bedenken van een gemeenschappelijke vijand, namelijk de samenleving in haar geheel. Er is sprake van vijandigheid en superioriteitsgevoel ten opzichte van de maatschappij, van onvermogen om de wijsheid en liefde van andere groeperingen te waarderen. Mensen worden zo veel mogelijk van de maatschappij geïsoleerd, worden aangemoedigd contacten met ‘normale’ mensen te verbreken. Kritiek op de leider of op de leer wordt op allerlei manieren ontmoedigd of bestraft, bijv. door de persoon ten overstaan van de hele groep te vernederen. Gedachtewisseling in een sfeer van vrijheid is onmogelijk. De schijnzekerheid die zo ontstaat oefent aantrekkingskracht uit op onzekere mensen. Er heerst gehechtheid aan de leer uit geschriften, die eenzijdig geïnterpreteerd wordt en krampachtig volgehouden. Vaak wordt een bewijs van trouw verlangd van de nieuwkomer.
Toekomstvisioenen worden voorgespiegeld waarbij de sekte gered zal worden van een ramp die de rest van de mensheid treft. Het spirituele imperium moet koste wat kost uitgebreid worden. Niet alleen overleving maar zelfs uitbreiding van het instituut is doel op zichzelf.
Hierbij moet aangetekend worden dat de grote massa die het begrip sekte hanteert in het algemeen geen oog heeft voor de subtiele verschillen tussen grote waardering voor een leer of leraar en fanatieke gehechtheid aan leer of leraar. Evenmin voor het subtiele verschil tussen waardering van een spiritueel ideaal en het veroordelen van anderen omdat ze dit ideaal missen. Evenmin voor het subtiele verschil tussen reële mogelijkheden voor spirituele ontwikkeling die in elke mens aanwezig zijn en toekomstvisioenen (soms in de materiële wereld) die de gelovigen worden beloofd. Evenmin voor het subtiele verschil tussen het wijselijk vasthouden aan leerstellingen die pas na verloop van tijd goed begrepen kunnen worden en dogmatisme c.q. hersenspoeling. Ook beseffen de gebruikers van het woord ‘sekte’ zich gewoonlijk niet dat deze verschijnselen zich niet beperken tot geestelijke stromingen maar zich ook in politieke partijen, maffiabendes en jeugdbendes voordoen. De kiem ervoor is in elk mens aanwezig. Ze worden veroorzaakt door – in boeddhistische termen – onheilzame gevoelens en gedachten, welke in laatste instantie berusten op begeerte, afkeer en onwetendheid.
Om deze reden kan men verwachten dat ook in het boeddhisme sektes in deze negatieve zin bestaan. En inderdaad wordt in Frankrijk en België een bepaalde tak van het Japanse Nichiren boeddhisme, geheten Soka Gakkai, als een sekte beschouwd, hoewel niet verboden. Dit zegt niet alles, want Frankrijk is het strengste land ter wereld in het bestrijden van sektes, maar toch wel dat er in dit geval discussie over sektarisme mogelijk is. Soka Gakkai is een organisatie met miljoenen leden.
In Nederland ontstond eind vorige eeuw een groep van een paar honderd mensen rondom de Nederlandse monnik Dhammawiranātha, die trekjes van sektarisme vertoonde. Zijn val in 2002 bracht een schok in de Theravada gemeenschap teweeg. Uitsluiten kan men sektarische geest nooit, maar wel mag gezegd worden dat in het boeddhisme een krachtig mechanisme ertegen is ingebouwd. Het boeddhisme is namelijk van oorsprong esoterisch, wat inhoudt dat de nadruk van begin af aan op spirituele beleving en niet op geloof gelegd wordt.
Dit accent op eigen ervaring en eigen beoordeling wordt in westerse kringen soms overdreven, met als gevolg een onderschatting en gemis van het element saddha (vertrouwen, devotie, geloof), maar ontmoedigt wel krampachtig geloof, boekenverering en fanatisme. Het in het boeddhisme gangbare relativeren van de waarde van het denken brengt ook vaak tolerantie en mildheid naar andersdenkenden met zich mee.
In het algemeen kan men zeggen dat het boeddhisme een van de meest tolerante religies ter wereld is. Meer specifiek kan men de situatie van het boeddhisme in Nederland beoordelen naar de bovengenoemde criteria en dan vaststellen dat de meeste groepen (sangha’s) zich open opstellen naar de samenleving, dat er vrij gediscussieerd kan worden, dat er waardering bestaat voor wijsheid en liefde van andere groeperingen, dat er geen dwingelandij plaats vindt, dat de mening van de leider geen ijzeren wet is, dat er geen buitensporige uitbreidingsdrift heerst, dat er geen exclusieve toekomstvisioenen gepropageerd worden.
De angst voor sektes lijkt dus op het eerste gezicht ongegrond, maar misschien is ze uitdrukking van diepere angsten (bijv. de angst voor het onbekende). Het zou interessant zijn de diepere oorzaken te onderzoeken. Hoe dit ook zij, de angst voor sektes kan gerelativeerd worden door het inzicht dat onze meningen helemaal niet zo vrij zijn als we gewoonlijk denken. Met andere woorden: de indoctrinatie die zo gevreesd wordt is in het dagelijks leven in zachte vorm al aanwezig, niet door toedoen van sektes maar door de onbewuste suggesties van onze omgeving. Dit besef van ‘zachte indoctrinatie’ kan nieuwe bezorgdheid wekken, maar deze bezorgdheid is reëel en kan tot iets goeds leiden.
In een vorig Simsara artikel heb ik er al op gewezen dat de meditator bloot staat aan de vooroordelen van zijn omgeving en zijn tijd, en dat het lang kan duren voordat hij/zij zich hier los van maakt. En deze vooroordelen zijn een belemmering voor zijn/haar spirituele ontwikkeling.
Ik volsta met een opsomming van de ‘misleidende suggesties’ (toelichting is te vinden in het artikel van de Simsara van juni 2010). 1. Ik ben mijn lichaam. 2. Er is voortdurend vooruitgang op allerlei gebied, onze huidige beschaving is dus de beste die er ooit is geweest. 3. Je kunt gelukkig worden door steeds meer geld te verdienen en steeds meer te kopen. 4. ‘Onze economie’ is het belangrijkste dat er is. 5. Alleen de gevestigde wetenschap kan ons waarheid brengen, de rest is onzin of heeft hoogstens emotionele waarde. 6. Welvaart is materiële welvaart; levensstandaard is materiële levensstandaard. 7. Hoe meer mensen iets vinden, des te meer kans dat het waar is. Extreem gesteld: Wat de meerderheid vindt is waar. Variatie: Wat de meerderheid vindt is goed. 8. Succes is kwantificeerbaar. 9. Als niet bewezen kan worden dat iets bestaat, dan bestaat het niet.
Al deze suggesties hebben voortdurend invloed op ons doen en laten. En ze trekken ons steeds verder in samsara, verwijderen ons steeds verder van Nirwana, van de ware vrijheid, van het Absolute, van God. Het is beslist nodig op het sektewezen attent te zijn, maar de beste bescherming ertegen ligt niet in aanpassing aan de heersende tijdgeest, maar in voortgaan op het spirituele pad. Daar ligt het beste antidotum: hoe minder we onderhevig zijn aan begeerte, afkeer en onwetendheid, des te minder kans dat we voor de verleidingen van het sektarisme bezwijken. De heersende tijdgeest versterkt juist de menselijke tendensen tot begeerte, afkeer en onwetendheid. Het is goed om niet alleen attent te zijn op sektarisme, gewapend met een juiste omschrijving van wat het is, maar ook attent te zijn op de suggesties van de tijdgeest, gewapend met een kennis van hoe ze werken. En dat laatste is heel goed mogelijk zonder vijandigheid en zonder superioriteitsgevoel.