Het weer is er momenteel wel naar- herfstig, ik ben een beetje melancholisch. Vorige week was ik een paar dagen met mijn kleinzoon van zeven op stap. Tot en met zijn zesde zag ik hem als een klein kind. Hij kan nu lezen en schrijven. Onderweg in de auto noemde hij de plaatsnaamborden op en vroeg hoe ver die waren qua afstand. Hij wil weten waarom Nederland bezet was door de Duitsers en waarom Rotterdam gebombardeerd werd. Hij leert dat op school. Ik vertelde hem van mijn familieleden die bij dat bombardement zijn omgekomen. Hij is geobsedeerd door grenzen. Ik stopte met de auto op de grens met België. Ik zit nou in België, jij in Nederland, legde ik hem uit. En zo meer. Nieuwsgierigheid valt hem ten deel. We lachen ook heel wat af. Opa’s zijn geautoriseerd om krankzinnige verhalen aan hun kleinkinderen te vertellen.
Vorig jaar kon hij de lichtschakelaarstang op de wc niet inschakelen, hij was te klein. Volgend jaar kan ik er bij, opa, voorspelde hij. Het is nu een feit. Een kind van zeven is qua spraak en geest heel anders dan een kindje van zes. Meer kinderlijk volwassen. Mijn kleinzoon praat over zaken die voorbij gaan. Voor sommige zaken is hij nu te groot. Voor andere nog te klein. Het is zijn en mijn vergankelijkheid die hij meemaakt. Ik hoop zo dat zijn onbevangenheid blijft.
Moedig voorwaarts!