Wat is het heerlijk om in een demissionair land te leven. Het leven gaat gewoon door zonder en met dit Kabinet dat voor zichzelf de zaken waarneemt. Er staan geen gewapende soldaten op de straathoeken, mensen worden niet gemarteld en/of opgesloten. Niks van dit al. De zon schijnt elke dag en voor tientallen miljoenen euro’s aan tulpen gaan naar het buitend. Er komt nog steeds water uit de kraan en bij Appie en andere grootgrutters zijn de schappen gevuld. De Brexit gaat gewoon door en eenzame bejaarden worden aan hun lot overgelaten. De economie is gezond en de werkloosheid neemt af. Steden en dorpen gaan hun gang zoals altijd.
Er heerst een sfeer van rust in dit land. Kalme rust. Dit is het Nederland met demissionaire ministers. Zonder wijzende vingers, grote monden, valse glimlachjes, de staat is van het volk. Hoera. Leve Oranje Vrijstaat.
De staat van het land doet me denken aan de krantenredactie waar ik ooit werkte. Elke zomer vierde de hoofdredacteur zijn vakantie in Frankrijk. Een dag voordat hij vertrok maakte hij zijn redactie er op attent dat hij een maand weg was, altijd bereikbaar was en elke dag zou bellen. Hij leek onmisbaar, voor zichzelf. Regelmatig belde hij en we zagen aan het venstertje in de telefoon dat hij het was. We namen nooit op, maar hij bleef bellen. Elke dag maakten we een krant en lag die bij de lezers op de mat.
Leiders denken dat ze onmisbaar zijn, dat zonder hen de schappen leeg zijn, de krant niet verschijnt, er geen tulpen worden verkocht, de waterleiding droog valt, er geen bejaarden meer worden mishandeld.
Een goede leider is onzichtbaar en kan altijd met een gerust gevoel op vakantie. Hij weet dat het volk z’n mannetje staat en weet wat te doen. Niet alleen in tijden van rampspoed. Ook in demissionaire tijden. In het nu. Dat moet de leider een troost zijn, een geruststelling en hem zijn positie doen bepalen.
Moedig voorwaarts.