Hoofdredacteur Frank Dries (‘63) van het Utrechtse Straatnieuws maakt een leuke, leesbare krant. Natuurlijk zijn er raakvlakken met de dagelijkse ellende op straat. De kolommen ademen echter ook optimisme.
Op een dag ging in Utrecht het gerucht: Jopie is dood. De straatkrantverkoper was al een tijd niet gezien op zijn vaste stek bij de Albert Heijnvestiging. Veel mensen belden naar het kantoor van Straatnieuws. Waar is Jopie? Er werd zelfs een altaartje voor hem opgericht bij het filiaal van de grootgrutter. Sommige daklozen hebben een innige band met de buurt waar ze hun krant verkopen. Ze zijn geadopteerd en krijgen van alles toegestopt. Eten, drinken, zelfs een tuinhuisje of caravan om in te slapen. Niet altijd is het zo prettig. Dan worden ze in elkaar getrapt door jongeren, die ‘zwervers’ maar vies en vreemd vinden.
Frank Dries vertelt het verhaal van Jopie met enig plezier. Hij is hoofdredacteur van Straatnieuws, de oudste, in 1994 opgerichte straatkrant van Nederland. Tien jaar geleden begon hij onbezoldigd bij het blad als fotograaf, schreef al snel teksten bij zijn foto’s, maakt nu complete reportages en geeft leiding aan de redactie. Nieuwsgierigheid en betrokkenheid bij de zelfkant van de samenleving waren de drijfveren om te solliciteren. Hij zag ze op straat, die ogenschijnlijke zuiplappen en bikkelharde junks. Dat waren momentopnamen, hoe zag hun werkelijke leven eruit? Frank leerde snel, sliep een nacht met zijn verkopers op straat. Het was een schokkende ervaring. Elke dag als dakloze de stront van de maatschappij over je heen krijgen is niet zo best voor de eigendunk. Hij maakte mee hoe junks jaren bij elkaar kropen in wat hij noemt de Hel van Dante, een tunnel in Utrecht waar een mensenleven niet telde. Waar verslaafden elkaar doodstaken voor een bolletje heroïne. Die variant van het Rotterdamse Perron Nul is gesloten. De tunnelbewoners kunnen voor hun eten, slapen en medische verzorging terecht in vijf hostels in Utrecht. ‘Daardoor krijgen ze rust in hun donder’, zegt Frank.
Leed went nooit, ook al zit hij er middenin. Steeds weer grijpt een zelfdoding, het sterven of afglijden van zíjn mensen Dries aan. Hij vindt rust in het zenboeddhisme. Dat leert hem dat zaken vergankelijk zijn. Dat het in het leven een komen en gaan is, met ups en downs. Hoewel geïnspireerd door zen is op zijn functioneren niet het etiketje boeddhist geplakt. ‘Ik zit en doe mijn ding’, zegt hij. Dat geldt ook voor zijn kijk op de wereld om hem heen. ”Het leven, de dagelijkse inspanning om aan eten te komen, een slaapplaats te vinden, een bestaan op te bouwen, de mislukkingen, het gebeurt recht onder onze voeten, nergens anders. Ik denk daar wel over na maar oordeel niet over hoe mensen in hun situatie verzeild geraakt zijn. Zen houdt zich niet zo bezig met karma. Toch is het menselijk om dingen te verklaren. Dan gaat mijn geest met mij op de loop. De Amerikaanse zenleraar Jeff Shore zegt dat je aan zaken geen draai moet geven. Ook niet als je het gevoel hebt dat je wereld instort. Het is zoals het is. Slurp het op, kijk er naar. Maar verzuip er niet in. Dat probeer ik mij eigen te maken. Op momenten dat het nodig is vertaalt mededogen zich voor mij in wat in zo’n situatie het beste is. Een kop koffie, een gesprek of alleen maar aandacht.”
Een dakloze kent geen grijstinten, vindt Frank. “De ene dag ben je zijn beste maat, de volgende een eikel. Dat is de vorm van de dag, daar mag je hem niet op afrekenen. Ze voelen zich door de maatschappij uitgekotst, dat beeld wordt door hen sterk aangezet. Een ervaren dakloze heeft zeker vier reïntegratietrajecten doorlopen. Hij is de echte deskundige die de professionals de baas is. Huisje, boompje, beestje, dat willen ze allemaal. Maar wat moet je met vier muren om je heen, als je daar niet aan gewend bent. Woonbegeleiding is dan heel belangrijk om iemand te helpen bij dagelijkse, praktische vaardigheden. Rekeningen betalen, boodschappen doen, sociale contacten onderhouden. Hoe gek het ook klinkt, het comfort van, maar ook het isolement van een eigen huisje breekt ze soms op. Ze halen hun oude maten binnen voor contact maar gaan uiteindelijk de straat weer op. Na een aantal mislukkingen wordt het steeds moeilijker om terug te keren in de maatschappij. De straat is dan hun eindbestemming.”
De uitgever van Straatnieuws is een gewoon bedrijf. Als er onvoldoende kranten verkocht worden gaat de zaak op de fles. Elke vier weken worden er 25.000 exemplaren gedrukt. Dries zegt geen last te hebben van de recessie in krantenland. Met de kerst hangt het charitatieve in de lucht. Dan komt Straatnieuws uit in een oplage van 50 á 60.000 stuks. En al die kranten worden verkocht. Of ze ook allemaal gelezen worden, betwijfelt Dries. Mensen willen soms gewoon goed doen, om wat voor reden dan ook. Die kopers missen leuk regionaal nieuws, mooie foto’s, smeuïge verhalen. Dries: “Daklozen vormen een dorpje in een stad en vertellen elkaar allemaal debiele verhalen over wat ze op straat tegen komen. We lachen ons soms suf.”
Niet alle daklozen zijn verslaafd aan drugs of alcohol. Frank: “Die zijn wel de meest herkenbare groep. Er zijn er ook die onzichtbaar zijn voor de maatschappij. Ze mijden hulpverleners en maken geen gebruik van de reguliere nachtopvang.. Ze kunnen of willen niet voldoen aan de eisen die de maatschappij stelt. Slapen in een bos of ergens op straat en als ze geen inkomsten hebben eten ze uit de vuilnisbak. Er zijn academici onder hen. Het verlies van een baan of echtscheiding kan voldoende zijn om op straat te belanden. Maar ook schulden, psychische problemen, ontslag uit een gevangenis of een psychiatrisch ziekenhuis kunnen de oorzaak zijn. Vaak is het een combinatie van problemen. Niemand kiest er vrijwillig voor. Leven op straat is duur en ongemakkelijk. Een kop koffie in de kroeg kost simpelweg nu eenmaal meer dan thuis zelf koffie zetten. Veel slaapplaatsen zijn onbruikbaar gemaakt. Parkeergarages worden ’s nachts hermetisch afgesloten, bankjes worden zo gemaakt dat ze niet lekker meer liggen. En slaap je in het zicht dan loop je de kans beroofd te worden.”