We zingen veel in de Kloosterbunker van het Boeddhistisch Dagblad. Als je zingt is je hoofd leeg, gedachten drijven weg op het wijsje van het lied dat je zingt. Of het nu mantra’s zijn, In een groen, groen knollenland of een stichtelijke psalm, het maakt niet uit. En als we effe stil zijn, pakt een van ons de gebedsmolen van de vensterbank en geeft die een slinger. Een gebedsmolen is een devotie-instrument. Op een opgerold papier bevindt zich binnenin de mantra Om Mani Padme Hum, vele malen geschreven. Bij elke draai van de molen wordt de bijzondere mantra even zovele keren actief. We hechten niet aan onze boeddhistische spullen. Maar het geeft een fijn gevoel om af en toe eens te slingeren of een boeddhabeeld te begroeten. In voor-en tegenspoed. Heerlijk, dat boeddhisme.
Hans van Dam zegt
Er is niets waar ik zo blij van word
Nee niets waar ik zo vrij van word
Het leven is toch veel te kort
Feyenoord zolang ik leef
(uit Fyenoord – Fyenoord Zolang Ik Leef)