In een oud zengedicht wordt zitmeditatie vergeleken met een windklokje.
Het lichaam is als de mond (van een windklokje)
opgehangen in de ruimte.
Van waar de wind ook waait,
altijd spreekt het met wijsheid:
’tingeling tong tingeling’.
Hoewel het gedichtje expliciet gaat over hoe er geen onderscheid is in wijsheid, doen we dat in deze reeks over belichamingsmeditatie wel. Niet omdat er echt afzonderlijke wijsheden bestaan. Wel omdat het onderscheid ons kan helpen om een paar aspecten ervan goed voor ogen te houden. Door die aspecten bewust te belichamen, bijvoorbeeld. Op ons zitkussen. Maar ook in ons dagelijkse leven.
De vijf wijsheden waarover we het hier hebben, worden traditioneel verbonden met de ruimte (waarin het klokje hangt, zie blog 2 over de witte wijsheid) en de vier windrichtingen. De gele wijsheid van het niet-onderscheid (zie blog 3) wordt vaak verbonden met het zuiden. De rode wijsheid van het verschil (zie blog 4) met het westen. Daar worden soms nogal vergezochte redenen voor opgegeven, maar die lijken me niet zo belangrijk. Het gaat eerder om vijf manieren om naar wijsheid te kijken. Deze keer wil ik het hebben over de blauwe wijsheid van het noorden: de blik die naar alles kijkt als leegte.
De zitoefening
- ZITTEN.
Het windklokje is ook een mooie beschrijving van onze zithouding. Zit alsof je lichaam een windklokje is. Je rug wordt omhooggetrokken door een touwtje aan de top van je hoofd. Je lichaam beweegt niet, maar verkrampt ook niet. Je lichaamsdelen laten zich rustig hangen aan je ruggengraat, ontspannen. Als iemand je een duwtje gaf, zou je zachtjes heen en weer wiegen. Zoals een klokje.
Je zit losjes stil. Je brengt je aandacht steeds opnieuw terug naar de kwaliteit van dit zitten. Naar het rechten van je rug. Naar het ontspannen van al de rest. Soms in detail. Soms in z’n geheel. Steeds opnieuw. Zodat je steeds intiemer raakt met je zitten. Zodat dit lichaam dat zit als een windklokje je steeds meer interesseert, steeds voller en vervullender aanvoelt.
- AFLEIDINGEN ERVAREN ALS LEEG
Laat de verschijnselen in en om je heen opkomen en verdwijnen. Je kunt ze kort aandacht geven. Vergewis je daarbij vooral van hun ‘lege’ aard. Dat wil zeggen: ze zijn vluchtig. Zoals de winden die het windklokje raken. Ze zijn niet zo substantieel. Eigenlijk zijn ze zelf niet echt iets. Ze zijn niets anders dan een knooppunt van oorzaken en condities. In plaats van ze te zien als solide dingen die ons uit ons lood kunnen slagen, of die ons als heel aantrekkelijk toeschijnen, worden ze ervaarbaar als lichte, poreuze omstandigheden. Zo kunnen we er ons makkelijker van onthechten. Onze blik wordt helderder. Zo helder als een blauwe hemel.
- ZITTEN ALS LEEGTE
De derde stap is ook deze keer de beslissende stap om er een belichamingsmeditatie van te maken. Zit als leegte. Wees het windklokje, opgehangen in de ruimte. Dankzij zijn leeg-zijn kan het klinken. Zit als deze wolk van omstandigheden en oorzaken zoals die zich nu voordoen. ‘Ik’, ‘zitten’, ‘observeren’ en ‘verschijnselen’ zijn allemaal maar ontoereikende benamingen voor eindeloos poreuze verschijnselen, voor een nooit helemaal onvatbare wolk van omstandigheden. Er is nergens een hard of substantieel zittend ik dat observeert te bekennen. Dit moment is leeg van ik. Zit als die leegte.
De blauwe wijsheid van leeg-zijn
Er wordt over de leegte heel wat vaagheid gespuid. Wellicht omdat het niet zo gemakkelijk is om erover te spreken. Maar ook wel omdat met ‘leegte’ vaak verschillende dingen bedoeld worden. Ook binnen het boeddhisme. Dus om open kaart te spelen, dit is de manier waarop ik ernaar kijk:
Ik ben sterk geneigd om ‘leegte’ te interpreteren als ‘niets-dan-onderlinge-afhankelijkheid-zijn’. Dus niet als toestand van gedachteloosheid. Niet als totale zuiverheid ergens ver of diep of boven de rommelige wereld van de verschijnselen. Geen groot geheim dat enkel in mystieke eenwordingen ervaren kan worden. Echt niet. Voor mij is net de afwezigheid van al die dingen het meest aantrekkelijke aan het boeddhisme. Zelfs al komen die ze uiteindelijk toch voor in de boeddhistische tradities. De angst voor de afwezigheid van een Diepere Ene Eeuwige Waarheid is erg hardnekkig. Toch hebben we volgens mij Zoiets helemaal niet nodig. En dat is heel erg interessant.
Voor mij is precies het bevrijdende aspect van het ontwaken van de Boeddha de blik die naar de wereld, de wezens en zichzelf kijkt vanuit de afwezigheid van welke vaste kern dan ook. We ervaren nooit iets vasts of blijvends. Dat kunnen we op ons meditatiekussen levendig opmerken. Dus wat gebeurt er met ons als we ons actieve leven op die ervaring durven te baseren? Wars van de angst dat we niet ‘iets’ zijn, ons leven hol zal zijn. Wars van ons ingebakken geloof dat we ‘iemand’ moeten zijn, omdat het anders zinloos zal zijn. Dat is het grote experiment van de wijsheid van leegte-zijn. We kunnen het alleen maar leren kennen als we ons aan dat experiment geven. Anders wordt onze leegte enkel maar intellectueel, en gaan we naar leegte stinken.
Traditioneel wordt de echt belichaamde leegte verbonden met de blauwe Boeddha Akshobhya. Zijn naam betekent Onverstoorbare. Volgens de mythe was hij lang geleden een jonge monnik die plechtig de gelofte aflegde om nooit meer boos te worden op iemand. Zo werd hij vele levens later een Boeddha. Er is inderdaad iets kalmerends aan de visie van de leegte: door onszelf en de anderen te bekijken als wolken van oorzaken en omstandigheden, zijn we minder geneigd uit ons dak te gaan en om ons heen te slaan als er iets mis gaat. De ervaring en de blik van de leegte maakt zacht, mild, tolerant. Dat is echter geen synoniem voor gelatenheid. Dat is belangrijk om voor ogen te houden.
Een niet zo goed geïntegreerde leegte-ervaring kan het idee doen ontstaan dat we alles oké moeten vinden. Dat we alles horen te aanvaarden. Zo lopen we het risico op een verlammend nihilisme. Maar dat is niet wat we ervaren als we werkelijk intiem worden met onze niets-dan-wolk-van-oorzaken-en-omstandigheden-zijn. Dat is eerder wat er gebeurt als we onze helderheid inwisselen voor een paar oogkleppen. Hiermee verdwijnt onze woede niet, ze wordt onderdrukt. Of afgereageerd in een soort van fundamentalisme.
In de klassieke iconografie van Akshobhya wordt het effect van de belichaamd leegte gesymboliseerd door de bliksem (vajra) die hij in zijn hand houdt. Vanuit de wijsheid van de leegte is zijn woede-energie niet verdwenen in nietsigheid. Ze is eerder omgezet in het vermogen om als een bliksem door een situatie te klieven. Plots. Op het juiste moment. Trefzeker. Om goede dingen te doen. Als een goede stand-up comedian die een grap improviseert en iedereen kan doen ontladen in een lach. Dat is de werking van de realisatie van ons bestaan als leegte. Als alles omstandigheden en oorzaken zijn, dan is ons vermogen om er goede dingen in te doen plots zoveel groter. De leegte maakt ons vermogen om bevrijding te ervaren, te delen en bij anderen te ontwikkelen vederlicht en scherp. Als een stand-upper al zoveel kan met dat vermogen – wat kan onze innerlijke Boeddha daar dan niet mee op zijn weg van de bevrijding van de wereld?
myriam borst zegt
Leuk om hier meer over te lezen.
Bedankt daarvoor!
In het mandala boek van Robert Hartzema verwijst hij bij de kleur blauw naar het centrum, als element ruimte met als boeddhafiguur Vairocana.
En wit naar het oosten als boeddha Vajrasattva-AKSOBHYA .
Het allesgeweerspiegelend gewaarzijn met als element water.
Misschien doet het er niet zo toe maar wel een beetje verwarrend en voor iemand die met kleuren werkt wel een wezenlijk verschil.