In het New Yorkse Metropolitan Museum of Art opent vandaag de monumentale expositie “Lost Kingdoms”, waarin sporen worden gevolgd naar de vroeg Zuidoost-Aziatische samenlevingen, die een schat aan Hindoeïstische en boeddhistische beelden hebben opgeleverd. Er is vijf jaar aan de tentoonstelling gewerkt en de Met toont werk uit de 5e tot de 8ste eeuw, een tijdperk waarin het Hindoeïsme en boeddhisme zich ontwikkelde in Zuidoost-Azië.
De meeste van de 160 werken zijn nog nooit te zien geweest buiten het land van herkomst. Zij omvatten de nationale schatten die uitgeleend zijn door Cambodja, Vietnam, Thailand, Maleisië en Birma, naast die van westerse verzamelaars en de musea. Aan de hand van de objecten kan het publiek zich een goed beeld vormen van de ontwikkeling van de cultuur in dit deel van de wereld. En bieden een helder zicht op spiritualiteit in de vroege koninkrijken in Zuidoost-Azië.
De Met toont stenen en bronzen Boeddha’s, zittend in meditatie of de leer verkondigend. Grote zandstenen wielen, dharmachakras vertegenwoordigen Boeddha’s wet. Een achtarmig bodhisattva, gemaakt van brons, zilver en tin behoort tot de tweehonderd werken die bij opgravingen werden gevonden. De objecten werden indertijd door de monniken en priesters uit voorzorg begraven omdat het Hindoeïsme en boeddhisme bij afwisseling streefden naar een suprematie in de verschillende regio’s in het vroege Zuidoost-Azië. De vondsten die werden gedaan geven aanwijzingen naar de overtuigingen en manier van leven in verdwenen samenlevingen, waarvan het bestaan wel al was gedocumenteerd in Chinese verslagen. De meeste archeologische sites zijn verdwenen of onvindbaar. Slechts in gebieden in onder meer Cambodja worden rond steden uit de zesde eeuw nog kostbare objecten gevonden.
Bron BNN.
Sjoerd zegt
Kunsthistorisch interessant, voor de beoefening van de dharma, op dit moment in deze tijd, van geen enkel belang.