Welkom in het Petruscomplex.
Heb ik na een eeuwenlange absence eindelijk de moed vergaard om weer eens een bezoekje te brengen aan de hemel, staat daar pal op de drempel van de hemelpoort een geharnast figuur met een ruimvallende maliënkolder en een nog ruimer vallend Petruscomplex.
‘Halt’, roept Petrus Simplex met gemoffelde stem vanachter zijn vizier, en spreidt met veel kabaal zijn armen. ‘Wat is waar?’
‘Hier of daar?’
‘Wat?’
‘Voor je of achter je?’
‘Ik vraag naar de waarheid, goochemerd. Dat is het wachtwoord, anders kom je er niet in. Laatste kans, wat is waar?’
‘Het ligt eraan waar je bent, goochemerd, vóór de hemelpoort of erachter. Laatste kans, waar ben je?’
De wachter buigt knarsend voorover, staart door de spleten van zijn vizier naar zijn roestige puntvoeten op de drempel van de hemelpoort, zolen erbovenop, toten ervoor, hielsporen erachter. Piepend komt hij overeind en zegt vertwijfeld: ‘Wat is waar?’
Ik zeg: ‘Dat is waar.’