Over het bekende onbeminde en het beminde onbekende.
‘Mystiek’ betekent ‘geheim’. Het Witboek Mystiek gaat over het geheim van het leven in de ruimste zin van het woord.
Het geheim van het leven is geheim omdat het verborgen is in het bestaan zelf, als het bestaan zelf.
Het geheim van het leven is een openbaar geheim, verborgen als een boom in een bos, een bos in de bomen. Verborgen als een woordbeeld in letters, letters in een woordbeeld. Verborgen als een kwal in zee, de zee in een kwal. Verborgen als een ui in een ui in een ui. Je ziet het geheim niet want je ziet het geheim nooit níet.
Het geheim van het leven is het hele leven, met alles erop en eraan. Dat het is en dat het is zoals het is, wat het ook is.
Het geheim van het leven is niet verborgen, het ligt op straat, ís de straat, de straatstenen, de dingen, de planten, de gietregen, de nesten, de huizen, de dieren, de mensen, inclusief hun, onze eindeloze verhalen over het geheim van het leven, de aard van het leven, de oorsprong van het leven, de bestemming van het leven en de zin van het leven.
Werkelijk alles, hoe onwerkelijk ook, maakt deel uit van het geheim van het leven. Het leven dat ons, toegegeven, zelfs als kind al bedrieglijk bekend voorkomt; daarginds aan de horizon als ginds en als horizon, hier voor onze neus als hier en als neus, vanbinnen in ons hart als vanbinnen en als hart.
Maar het bedrieglijk bekende onttrekt zich bij nader inzien hardnekkig aan ons nader inzien, wordt naarmate onze kennis groeit alleen maar onbekender en ongrijpbaarder.
Of het nu om een ei gaat of om een brein, om een kei of om een trein, we raken het spoor bijster in oeverloze onderzoekingen en beschouwingen. Kan je nagaan wat er gebeurt wanneer we de dingen, voor zover ze zich al laten scheiden, in hun onderlinge samenhang proberen te vatten. Uitdijende kringen van wederzijdse afhankelijkheden tot aan de randen van het heelal en terug, als het heelal al randen heeft. Het klotst en het botst van hot naar her, van God naar ster, chaotische interferenties zonder eind.
Er is werkelijk geen beginnen aan, behalve in het midden, als we de tussenmeester, Meester Tussen, tenminste mogen geloven, en uiteindelijk krijgen we door dat zelfs de vermeende onbekendheid van de dingen nog een vorm van kennis is, hun vermeende ongrijpbaarheid nog een greep naar begrip. En moeten we toegeven dat het bekende al even hardnekkig weigert zich volledig te laten ont-kennen als het weigert zich meer dan oppervlakkig te laten kennen.
Daarmee gaat ons laatste verhaal in rook op – dit verhaal of een van de talloze variaties erop in de Agnosereeks en daarbuiten in de bellettrie en in de spirituele, religieuze en filosofische literatuur. Dan zijn we voorgoed met stomheid geslagen.
En gaan we verder alsof er niets gebeurd is, wat moeten we anders. Verduisterd maar lichter dan ooit. Zonder antwoorden, zonder vragen en zonder weg. Met een lege geest en een vol hart.