Gisteren heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de rechtszaak die door een coalitie van Palestijnse en Nederlandse maatschappelijke organisaties was aangespannen tegen de Nederlandse Staat. In de zaak werd opgeroepen tot het nemen van maatregelen om het Nederlandse beleid in overeenstemming te brengen met het internationale recht, in het bijzonder met betrekking tot wapenexport en handelsbetrekkingen die verband houden met de illegale bezetting door Israël en systematische schendingen van het internationale recht in de bezette Palestijnse gebieden (OPT). Hoewel de uitspraak werd verwacht, zien de betreffende organisaties het als een tegenslag voor internationale verantwoording en gerechtigheid.
Erkenning internationaal recht
Hoewel de rechtbank de wettelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat onder internationaal recht erkende, inclusief de plicht om genocide te voorkomen en mensenrechten te beschermen, oordeelde de rechtbank uiteindelijk in het voordeel van de Staat. De rechtbank verwierp het verzoek van de coalitie voor een algeheel verbod op de export van militaire goederen en dual-use goederen, maar benadrukte de verantwoordelijkheid van de Nederlandse Staat om elke exportvergunning afzonderlijk te beoordelen. Deze aanpak per geval onderstreept de verplichting van de Staat om ervoor te zorgen dat diens export niet bijdraagt aan schendingen van het internationaal humanitair recht (IHR). Dit risico blijft volgens de coalitie echter bestaan – ook met betrekking tot defensieve militaire uitrusting. De militaire macht van Israël om diens acties in Gaza uit te voeren is volgens de coalitie niet alleen afhankelijk van offensieve wapens, maar ook van defensieve systemen die verdere genocidale acties mogelijk maken en de illegale bezetting en apartheidsregime in stand houden en versterken.
Arrestatiebevelen
Bovendien heeft het Internationaal Strafhof (ICC) arrestatiebevelen uitgevaardigd tegen Israëlische leiders die verdacht worden van het plegen van internationale misdaden in Gaza, namelijk de Israëlische premier Netanyahu en de voormalige minister van Defensie Gallant. De Geneefse Conventies en het Genocideverdrag, die de Nederlandse Staat zouden moeten informeren over diens zorgplicht en verantwoordelijkheid om IHR-schendingen te voorkomen, werden nauwelijks genoemd in de uitspraak van de rechtbank. De coalitie vindt dit gebrek aan aandacht voor de kernargumenten over de wettelijke bepalingen die de Staat in deze zaak aangaat verbijsterend.
Ontmoedigingsbeleid
Ook heeft de rechter het ‘ontmoedigingsbeleid’ van de Nederlandse Staat met betrekking tot de illegale Israëlische nederzettingen als adequaat beoordeeld zonder de effectiviteit ervan te beoordelen, stelt de coalitie. De Israëlische nederzettingen zijn gesticht en worden gehandhaafd in strijd met het internationaal recht, zoals bevestigd door het Internationaal Gerechtshof (ICJ). Het ICJ heeft in diens advies van juli 2024 duidelijk gemaakt dat staten, waaronder Nederland, verplicht zijn ‘stappen te ondernemen om handels- of investeringsbetrekkingen die bijdragen aan de instandhouding van de door Israël gecreëerde illegale situatie in de bezette Palestijnse gebieden te voorkomen’ — verplichtingen die verder gaan dan alleen ‘ontmoediging’. De rechter beoordeelde echter niet of het ontmoedigingsbeleid voldoet aan de verplichtingen van de Nederlandse Staat onder internationaal recht, noch keek de rechter volgens de coalitie naar de effectiviteit ervan in het stoppen van schendingen.
‘Etnische zuivering’
Internationale experts hebben duidelijk gemaakt dat internationale misdaden van etnische zuivering aan de gang zijn, waardoor dringende actie noodzakelijk is. In de eerste helft van 2024 heeft Israël, onder leiding van minister van Financiën Bezalel Smotrich, meer Palestijns land op de bezette Westelijke Jordaanoever aangewezen als ‘staatsgrond’ dan in de voorgaande 25 jaar bij elkaar. Hoewel de Nederlandse regering diens beleid framet als langetermijnbeleid, blijft de dringende vraag: is het effectief in het aanpakken van schendingen die nu plaatsvinden? Aangezien de Palestijnen nog steeds lijden onder een voortdurende steeds diepere Nakba, er volgens de coalitie genocide plaatsvindt in Gaza en de kolonisatie van kolonisten toeneemt op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Jeruzalem, is het duidelijk dat het huidige beleid nu opnieuw geëvalueerd moet worden.
Tegenstelling tussen woorden en beleid
Ten slotte beweert de Nederlandse Staat dat het onwaarschijnlijk is dat de Staat nu nog een vergunning zal afgeven voor levering van wapens aan Israël die kunnen bijdragen aan Israëlische militaire of kolonisten-activiteiten in Gaza of de Westelijke Jordaanoever, inclusief Jeruzalem, vanwege het duidelijke risico dat wapens in de huidige context bijdragen aan ernstige schendingen onder het IHR. Het standpunt van de Staat spreekt zichzelf echter tegen. Als er enig risico bestaat, zelfs indirect, dat dergelijke export gebruikt zal worden bij het plegen van internationale misdaden, zoals genocide, dan zou dergelijke export – ook indirecte export – niet toegestaan moeten worden. Hoewel de Nederlandse Staat zegt het met de coalitie eens te zijn over het risico van deze export, weerspiegelt haar beleid dit inzicht niet: zo is de Nederlandse Staat nog in beroep gegaan tegen een gerechtelijk bevel dat de Staat verbiedt F-35-onderdelen aan Israël te leveren.
Shawan Jabarin, algemeen directeur van Al-Haq, zegt: ‘Vandaag is het Palestijnse volk geconfronteerd met afschuwelijk onrecht. De Nederlandse Staat staat indirecte verkoop toe van F-35 onderdelen aan Israël, die worden gebruikt bij de industriële uitroeiing van onze kinderen. Nederland heeft de meest elementaire regels van het internationaal recht verlaten die kolonisatie, annexatie, apartheid en genocide hadden moeten voorkomen — een keuze die onmiskenbaar lijden veroorzaakt, niet alleen voor Palestijnen, maar voor de hele mensheid.’
Issam Younis, directeur van Al Mezan, voegt toe: ‘Vandaag heeft een Nederlandse rechtbank in Den Haag ervoor gekozen om de bevindingen van twee internationale rechtbanken in dezelfde stad te negeren, waardoor Nederland diens verplichtingen onder het internationaal recht niet nakomt. Tegelijkertijd gaat Israël door met het dagelijks systematisch vermoorden van Palestijnen, acties die verder worden aangemoedigd door dit soort uitspraken. We herhalen onze dringende eis: stop alle wapenleveranties aan Israël, of leg verantwoording af op zowel staats- als individueel niveau voor medeplichtigheid aan het plegen van internationale misdaden.’
Juridische bescherming
Raji Sourani, directeur van het Palestinian Centre for Human Rights, zegt: ‘Deze beslissing is echt een schande, omdat het Israëlische koloniale regime hierdoor wordt aangemoedigd om door te gaan met diens misdaden tegen het Palestijnse volk, inclusief de voortdurende genocide in Gaza die al 14 maanden lang live wordt uitgezonden. In plaats van deze wapenexporten te blokkeren, wat het minimum is dat de Nederlandse regering zou moeten doen om de huidige situatie aan te pakken, geeft de Nederlandse rechtspraak juridische bescherming aan een staat waarvan de zittende premier arrestatiebevelen tegen zich uitgevaardigd heeft gekregen door het Internationaal Strafhof.’
De coalitie zal de uitspraak van de rechtbank grondig bestuderen en overweegt om in beroep te gaan tegen de beslissing. Het systematische geweld en de ontmenselijking waar Palestijnen volgens de coalitie mee te maken hebben vragen om onmiddellijke en concrete actie, niet om zelfgenoegzaamheid of medeplichtigheid.
Geef een reactie