Het gebeurde eind van de ochtend: Chef liet het werk op de BD-redactie in de Kloosterbunker stilleggen. Hij maakt met duim en wijsvinger een ‘zwijg mudra’ en de raderen stopten.
‘Ik kom uit de kast, zei Chef. ‘Ik was ooit een vluchteling en heb mensen werk afgepakt, door er te zijn, kwamen anderen niet aan bod. Maar niemand die mij verachtte of uitschold. Of mijn huis bekladde of me voor verkrachter uitmaakte. Ik ben een witman en daardoor werd dat gezonde economische concurrentie genoemd.
Ik ging grenzen over en kwam terecht in gebieden waar ik de mensen niet verstond en de taal niet sprak. Ik werd geconfronteerd met gebruiken en rituelen die niet de mijne waren en die ik niet goed begreep.
Ik boezemde sommige mensen angst in dat ik mogelijk mijn eigen gewoonten en gebruiken in hun bestaan zou invoeren, ze zou overheersen. Ik weet wat het is om een vreemde te zijn in een kleine gemeenschap. Ik weet wat het is om in vreemd gebied te falen en terug te moeten keren naar eigen land. Ik weet wat het is om een gelukszoeker te zijn.’
Gaat het wel goed met je, Chef, vroegen de redacteuren bezorgd. Je hebt toch nooit bommen op je kop gehad of een mes op de keel. Hoe kan je je nou vergelijken met mensen die de verschrikkelijkste dingen hebben meegemaakt en moesten vluchten?
Nee, zei Chef, natuurlijk niet. Maar het gaat om de emoties die nu de kop opsteken. Vreemdelingen, onbegrip, migranten, verdrinkende bootvluchtelingen, je best doen om een gelijke te worden maar dat dat toch niet lukt door onbegrip, racisme, politieke vreemdelingenhaat, ultrarechts, uitsluiten.
Het is best wel lang geleden, zei Chef, dat hij banen ‘inpikte’ van anderen. Het was in de tijd dat Chef in Rotterdam een persbureau leidde en de journalistieke human interest formule invoerde. Niet over maar met mensen -in oude stadswijken- praten. Het grote kleine nieuws, dat soort zaken. Hij zegt het zonder trots maar binnen een jaar na de oprichting waren de meeste journalistieke concurrenten gesneuveld en moesten omzien naar ander werk.
Het is waar, wat enkele familieleden zeggen, ze- en in dit geval ik, zei de Chef, pikten andermans banen in. Pikken onze banen in. Zo zegt het volkssentiment. ‘Ze, nee ik. Ik was de ander.’ De Marokkaan, de Turk, de Syriër, beseffen jullie dat. Maar mijn naam is Joop, de witman en daarvoor gelden andere regels dan voor zogeheten migrantenmensen.
De redacteuren zwegen.
Op een gegeven moment lang geleden trok Chef van Rotterdam met zijn gezin naar het oosten van Nederland. Hij overschreed eeuwenoude grenzen en kwam terecht in voor hem vreemde culturen. Op de zaak werd de werkweek vrijdags afgesloten met de jeneverfles op tafel en hoe hij ook zijn best deed, het lukte hem niet om de mensen in zijn nieuwe omgeving te verstaan. Hij maakte zich nuttig als vrijwilliger in het milieu en dierenbescherming, maar hij wist dat de mensen in dat oude land hem altijd als een vreemdeling zouden blijven zien. De migrant witman.
De redacteuren gingen weer aan het werk, met een altijddurende verblijfsvergunning.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds.
Moedig voorwaarts!
Binne Smid zegt
Iedereen is anders.
Iedereen is hetzelfde.
Iedereen is Boeddhist.
Toch?
Ludo zegt
Dank je wel Joop. Een verhelderende beschouwing. Zet Ludo witman aan het denken.
Inderdaad, welke achtergrond onze reis of vlucht ook heeft, wij zijn allen migranten’; wit, bruin, geel of rood…
Ludo witman is met zijn kont in de boter gevallen, heeft in zijn leven veel grenzen overgestoken al dan niet met een goede afloop. Andere ‘zoekers’, bedrogen door harteloze zakkenvullers, kennen een minder gelukkige tocht en eindbestemming.
En dan spreek ik nog niet over al die kleine ukken die hun tocht, alleen of met hun radeloze ouders, in de meest vreselijke omstandigheden moeten doen…
Angst, tranen, ziekte, trauma’s, dood… ‘
Eén ding moeten wij, 8 miljard migranten, leren en onthouden: onze negatieve gevoelens beheersen, intensief empathie en/of mededogen beoefenen en liefde voor alles en iedereen koesteren.
Alleen op die manier kunnen we behouden migreren met de mogelijkheid om in een veilige, warme omgeving het leven verder te leven.
Warme groet met tranende ogen!