Dit voorjaar verbleven we een maand op Koh Jum, een (nog) niet door het massatoerisme aangetast eilandje in de Andamanzee, niet ver van de kust van Krabi. We schreven er al over in de twee blogs met de titel “Eilandverhalen”. Koh Jum is ongeveer half zo klein als Schiermonnikoog en de meeste bebouwing is langs de zuidelijke en westelijke kustlijn. Je zit altijd wel in de buurt van een strand.
Tijdens een wandeling over een van de stranden, zagen we iets dat leek op een plek waar we koffie konden drinken. Het bleek inderdaad een restaurant van een eenvoudig resortje, maar zowel restaurant als resortje waren gesloten. Iets verderop zagen we ook wat bebouwing, maar die zag er heel vervallen uit. En alhoewel dat soort plekken altijd een magische aantrekkingskracht hebben, besloten we er die dag niet meer heen te gaan, aangezien het al snel donker zou zijn.
Een paar dagen later pakten we de fiets, om het eens nader te gaan bekijken. We wisten letterlijk niet wat we zagen. Veel bergjes zand, waar vlaggetjes in gestoken waren, en rechthoekige papiertjes met een kleine zilverkleurige rechthoek erop gestempeld. Erboven soms een golfplaten dakje, dat vaak al enkele platen miste. Dat laatste was wat we van een afstandje voor vervallen bouwsels hadden aangezien.
Verder naar achteren zagen we beter geconstrueerde dakjes, boven betegelde en gedecoreerde constructies die gevuld waren met zand, met daarin ook weer de papiertjes gestoken. En toen viel het kwartje: we waren op een begraafplaats. Maar wat voor een? Koh Jum is vooral islamitisch, maar dit was zeker geen islamitische begraafplaats, en al even zeker geen boeddhistische. Alle graven lagen tussen de bomen, maar het terrein liep vanzelf over in het strand.
Mieke legde op een gegeven moment de verbinding tussen wat we zagen en de geschiedenis van Koh Jum. Zou het een begraafplaats van de Moken, de Sea Gypsies zijn? En inderdaad, een snelle zoekactie op internet bevestigde dat vermoeden.
De Moken waren de eerste bewoners van Koh Jum en veel van de andere eilanden in de Andaman. Hun leven speelde zich grotendeels op zee af. Hun oorsprong ligt vermoedelijk op en rond Taiwan en de eilanden van Zuid China. Ze behoren tot de zogeheten Austronesische volkeren, zee-nomaden die nauw verwante talen spreken. Hun huidige verhaal is het verhaal van zo vele andere volken, zoals Aboriginals, Samen en Indianen, die een ongestoord leven in harmonie met de natuur leefden, tot ze werden “gered” uit omstandigheden waar ze helemaal niet uit gered wilden worden.
Tot de jaren 90 van de vorige eeuw wisten ze hun leefwijze redelijk in stand te houden, maar de opkomst van het massatoerisme zorgde ervoor dat hun woongemeenschappen aan de kust steeds verder werden teruggedrongen. Openbare stranden werden omgetoverd in luxe resorts waar alleen betalende gasten welkom waren. (Meer dan de helft van de Sea Gypsiebegraafplaatsen is al verdwenen om plaats te maken voor resorts en andere nieuwbouw.) Regelgeving die bedoeld was om de visstand te beschermen, zorgde ervoor dat goedgekeurde trawlers de wateren leegvisten, terwijl de Moken die met een speer een vis voor eigen gebruik vingen een bekeuring kregen.
De genadeklap kwam van de tsunami in 2004. Wereldwijd vielen er meer dan 230.000 slachtoffers, maar de Moken in de Andaman overleefden het allemaal. Van jongs af aan zijn ze opgegroeid met de verhalen van de “laboen”, de zevende golf. Die wordt door de geesten van de voorouders gestuurd om het kwaad in de wereld uit te roeien, waarna het goede overblijft en weer opnieuw kan beginnen. De Moken op zee wisten, toen ze de laboen zagen naderen, dat ze naar diepere wateren moesten; die op het land zagen hoe de zee zich eerst terugtrok. Waar toeristen en landbewoners nieuwgierig gingen kijken wat er aan de hand was, zochten de Moken meteen hoger gelegen gebieden op. Ze wisten wat er ging komen.
De Moken overleefden dus de tsunami, maar hun leefgebieden en boten waren compleet verdwenen. Ze werden opgevangen op het vasteland en kregen de keuze om daar te settelen en dan nieuwe boten van de overheid te krijgen, of terug te gaan naar de eilanden, maar dan zouden ze geen boten krijgen. Ze kozen unaniem het laatste.
Hulporganisaties en overheid zorgden wel voor nieuwe huisvesting, maar die werd om veiligheidsredenen tegen de bosranden aan gezet en niet, zoals dat traditioneel gebeurde, op palen in het water, waarmee de verbinding met de zee er altijd was. Het feit dat alle Moken de tsunami overleefd hadden was blijkbaar geen reden om erop te vertrouwen dat hun traditionele bouwmethode okee was. Voor de Moken is het bos een plek waar de kwade geesten wonen. En waar ze bang voor waren, dat gebeurde. Er braken ziektes uit. Er gingen mensen dood. Ze waren gewend hun afval gewoon in zee te gooien. Dat was nooit een probleem, want veel afval hadden ze niet en wát ze aan afval hadden kwam oorspronkelijk ook uit diezelfde zee. Eeuwenlang had de zoute zee ook hun uitwerpselen automatisch afgevoerd. Nu lag alles onder de huizen en was een bron voor ziekteverwekkers.
Voor veel Moken heeft het leven zich inmiddels net zo ontwikkeld als dat van de eerder genoemde Indianen en Aboriginals. Ze wonen in armoedige omstandigheden. Waar ze in het verleden nooit persoonlijk bezit hadden en dat ook niet ambieerden, (hun taal kent geen woorden voor onder meer “willen”, “nemen” en “mijn”,) heeft de consumptiemarketing ze nu volledig in hun greep. En aan hun dorpjes is te zien dat omgaan met (steeds meer) afval nog altijd een probleem is.
Enkele kleine gemeenschappen hebben hun oude leefstijl enigszins kunnen bewaren. Of ze daar heel gelukkig mee zijn is de vraag, maar het lijkt in ieder geval een beter leven dan in het in de bewoonde wereld wonen. Veel van die gemeenschappen zijn een soort openluchtmusea geworden. Boten met toeristen meren dagelijks aan, waarna een parade aan te dikke buiken en te kleine zwemkleding met camera’s voorbijtrekt om de exotische leefomgeving vast te leggen en de honderdduizendste selfie te maken.
Je gunt de Moken haast een alomvattende zevende golf, die alle resorts en privéstranden wegspoelt. Maar die moet dan wel een beetje snel komen, anders weten de overblijvende Sea Gypsies niet meer hoe ze de laboen moeten overleven.
Meer over de geschiedenis van de Moken en de impact van de tsunami vind je in een (zeer boeiend, maar wel Engelstalig) artikel in The Guardian: https://www.theguardian.com/global-development/2014/dec/10/indian-ocean-tsunami-moken-sea-nomads-thailand
Wouter ter Braake zegt
Alles van waarde is weerloos.
François la Poutré zegt
En alles in die andere betekenis die waarde tegenwoordig meestal heeft is waarde(n)loos
Renske zegt
Wat is het interessant om te lezen over een onbekend volk, in deze wereld waarvan we soms denken alles wel te weten.
Maar dit is een heel triest verhaal, net als van de andere (bijna) verdwenen volken/beschavingen.
François la Poutré zegt
Ja, treurige geschiedenis. Oorspronkelijke bewoners moeten zich aanpassen onder het mom van natuurbescherming, terwijl ze nooit een bedreiging geweest zijn.