Maandagmorgen stapte ik vrij laat uit de mand, zeventien minuten over tien, en liep de kamer van de Kloosterbunker in. Wat ik nooit doe, ik loop altijd direct naar de keuken om koffie te maken, deed ik nu. Ik keek naar de zijkant van de Friese klok aan de muur in de kamer en zag dat de slinger niet bewoog. De klok stopte met tikken om zeventien minuten over tien zag ik aan de stand van de wijzers. Direct bekroop mij een gevoel van onraad, onheil, rampspoed. Ik gaf de slinger een zetje en de klok deed het weer. Nog steeds.
Alle voorafgaande dagen verwachtte ik een telefoontje met de mededeling dat er iemand overleden was of dat er iets ergs gebeurd was. Maar tot nu toe bleef het stil.
Ik geloof niet in waarzeggers, gebedsgenezers, kabouters, spoken, geesten of in boeddhistische hocus pocus. Of in BDE’s. Loop onder ladders door, geef zwarte katten een aai. Al die verschijnselen zijn met een gezond verstand te verklaren. De klok hield me bezig, ik bedacht dat mogelijk een windvlaag het stoppen van de raderen had veroorzaakt. Of een vliegje, wat stof.
Toch lijkt het alsof er een parallelle wereld is waar ik af en toe ongewild mee te maken krijg. Dat een klok iets aangeeft wat gaat gebeuren. Ik praat uit ervaring. Heel vroeger werden klokken stil gezet door mensen die niet wilden sterven, ze dachten de tijd te kunnen stoppen.
Mijn opa stierf ’s nachts onder zeer dramatische omstandigheden, mijn oma en mijn moeder, hun enige dochter, konden geen afscheid van hem nemen. De ochtend na zijn dood werd er aangebeld, er stond een man voor de deur die zei: ‘Jullie moeten de groeten van Jo (mijn opa heette Johannes) hebben.’ Daarna vertrok hij. Behalve mijn moeder en oma en de kinderen van mijn moeder was niemand op de hoogte van het overlijden van mijn opa. Mijn moeder stierf in een Rotterdams ziekenhuis, vrij onverwachts. Haar gezin was die avond bij haar en de arts zei dat we naar huis konden, er was geen direct levensgevaar. Ik ging naar huis, zestig kilometer verderop. Om kwart over twaalf die nacht stierf mijn moeder, helemaal alleen. Toen ik bij mijn huis uit de auto stapte hoorde ik op de parkeerplaats luid mijn naam roepen: Jooooooppppppp. Toen ik mijn huis binnenstapte zaten mijn vrouw en zoon huilend op de bank. Die nacht presenteerde mijn moeder zich ook aan mijn dochter en oudste zus. Ze nam afscheid.
Het zijn maar een paar voorbeelden uit een hele rits. De parallelle wereld heeft ook een keer mijn leven als politieverslaggever gered. Na een auto-ongeluk zaten er twee beschermengelen naast me op de vangrail, wachtend op de ambulance. Ik ben een bofkont maar ik geloof niet in zaken die ik niet kan bewijzen, toch.
De klok heit tien, tien heit de klok.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.