Een paar dagen geleden belde ik met mijn dochter, na een tijdje vroeg ze of ik mijn jongste kleinzoon van zeven wilde spreken. Ik hoorde haar zeggen: wil je opa even gedag zeggen? Mijn kleinzoon: Welke opa is het? Opa Joop, zei mijn dochter. Ja, dat wil ik wel als hij geen onzinverhalen vertelt. Hallo opa, hallo kleinzoon. Ik vertel weleens verhalen die niet waar zijn, maar wel leuk en dat heeft mijn kleinzoon door. Elke keer vraagt hij dan aan zijn moeder: is het waar wat opa vertelt? En daar had hij op een gegeven moment genoeg van. Kinderen hebben toch al zo’n druk leven, elke minuut telt.
Aan het begin van ons gesprek beloofde ik de kleinzoon, ik zwoor het, dat alles wat ik vertelde echt gebeurd was. We spraken over Sparta en Heerenveen waar twee jongens Veerman voetballen, mijn kleinzoon weet alles van voetbal, kan zo voor NOS-sport gaan werken. Ik vertelde hem dat ik ooit een Rottweiler had, Quintus, en een neefje die vroeg of hij de hond even aan de lijn mocht houden. Ik vond dat goed, de hond begon te rennen en leverde mijn neefje vlak voor de voeten van een paard af, de ruiter reed over een ruiterpad in het Kralingse Bos, vlakbij snackbar de Eekhoorn. Ik vertelde mijn kleinzoon hoe ik schrok, dacht dat het neefje zou worden doodgetrapt. Ik ken die plek wel, zei mijn kleinzoon, is dat niet vlakbij een café? Nee, zei ik naar waarheid.
Ik vertelde hem dat toen ik in Grolle woonde ik een monster van een kat had, Kiki, die zijn moeder, mijn dochter, bijna letterlijk de ogen uitkrabde toen zij als klein meisje onder een kastje naar de kat kroop en het monster daar niet van gediend was. Kijk maar, de littekens zitten nog links en rechts op haar hoofd.
Ik vertelde hem dat ik meerdere honden heb gehad, sommige haalde ik gewoon van straat, zoals Max en die verstopte ik dan in mijn slaapkamer totdat mijn moeder erachter kwam en Max weer de straat opging. Ik redde ook een hond van een brandend schip, ik zweer het, zei ik tegen mijn kleinzoon. Je bent een echte hondenredder, zei hij. Dat deed me goed, ik heb nooit een lintje gekregen voor het redden van het dier.
Ik raakte goed op dreef, vertelde het ene na het andere soms wel een beetje gruwelijke verhaal na het andere. Ik ben ook nog wel tien keer met mijn auto over de kop geslagen toen ik over een net geopende snelweg reed waar je maar 70 mocht en ik 120 reed. Met gillende sirenes werd ik naar het ziekenhuis gebracht waar ik door een team van artsen werd onderzocht. Hoewel mijn auto total loss was had ik slechts een schrammetje aan een vinger. De artsen begrepen er niks van. Ik was toen 1e klasse verzekerd en lag te wachten in een luxe 3-kamerruimte op wat komen ging. Ik mocht niet eten, moest nuchter blijven, klaar voor een mogelijke operatie, zeiden de artsen. Ik kreeg begin van de avond zo’n honger dat ik mijn dochter belde en vroeg mij een hamburger te komen brengen. De snelle hap. Ik hield het niet meer.
Dat gebeurde en de volgende dag verliet ik het ziekenhuis. Ja, opa heeft wat meegemaakt, zei ik tegen mijn kleinzoon. Allemachtig, wat een story.
Wat voor hamburger was het, opa, vroeg het kleinkind die nogal van appeltaart houdt.
Is het wel pedagogisch verantwoord, vroeg mijn vriendin, de kleindochter van zeevisser Thijmen, wat jij allemaal vertelt aan het kind. Kinderen zijn vroeg wijs, antwoordde ik.
Moedig voorwaarts!
Bert Dorrestijn zegt
Wat een prachtig verhaal en wat een fijne opa ben jij Joop! Opa’s zouden meer verhalen moeten vertellen…..