Mijn mond viel open. In de aankomsthal van Kathmandu airport hadden ze geautomatiseerd. Er stonden zes of zeven manshoge visumaanvraagregistratieautomaten. Heb je dit woord? Ze hadden bijna allemaal een ander voorkomen, waardoor voor elk apparaat een ander gebruik geboden was. Lekker makkelijk.
Ongeveer tegelijk met ons kwam de grote Chinese leider Xi door de lucht op staatsbezoek in Kathmandu. Dagen voor en na het bezoek werd het luchtruim ‘schoongeveegd’. In elk geval was het nu zo druk met vliegtuigen die wilden landen, dat we volgens onze captain vijftig (‘five zero’ zei hij er volledigheidshalve bij) minuten moesten queuen in het luchtruim boven de Kathmandu-vallei. Dat betekent rondjes vliegen in de hoop dat je kerosine genoeg hebt. Mij schoot te binnen dat Jolijn Mes een jaar geleden na een verse crash op Tribhuvan, zoals het vliegveld van Kathmandu heet, op de BNR.nl-site schreef: Het landen op Kathmandu is zelfs zó lastig, dat je als piloot speciaal getraind moet zijn om dat te mogen. Tja. Wij vonden dat queuen dus geen pretje. Maar na een minuut of 14 liet de gezagvoerder ons zonder nader bericht pardoes uit de lucht vallen en landden we toch.
Kennelijk was dat met twee andere vluchten ook gebeurd en daardoor stonden zich dus royaal 500 mensen rond die automaten uit mijn eerste alinea te verdringen. Want het is gebruik dat je Nepalese visa ter plekke koopt. Maar je moet er niet op rekenen dat je daarbij een beetje wegwijs wordt gemaakt. Je moet je eigen weg maar zoeken in het ingewikkelde en bureaucratische visum-traject.
Ellen ontdekte dat er toch twee start-automaten waren waar een mens van vlees en bloed bij stond om bepaalde knoppen te bedienen. En ze had ook uitgevogeld dat je ondanks de automatisering toch ook nog een met de hand ingevuld document moest produceren. Na een minuut of 40 hadden we onze buit binnen. Twee bonnetjes waarmee we ons in de rij voor de betalingsloketten mochten posteren. En daar schoot het nog minder op. Je had veel tijd om boven de loketten in chocoladetellers te lezen welke landen in de ogen van de Nepalese autoriteiten een solide munt bezitten. Alleen harde valuta waren welkom.
Eindelijk bij het betalingsloket mochten we bepalen of we een visum van 15, 30 of 90 dagen wilden. Omdat we 42 dagen bleven, kozen we voor 90 dagen. Een dure keus, 118 euro per visum. Maar ja, het alternatief was geweest dat we in Pokhara of Kathmandu door de bureaucratische molen van een visumverlenging hadden gemoeten en daar hadden we ook niet zoveel zin in. Dus de ‘ijverige beambte’, zoals Marten Toonder dat in zijn Bommel-boeken noemt, bestempelde alle documenten voor de betaling van de dure visa. Daarna mochten wij ons verplaatsen naar nieuwe rijen wachtenden met medeneming van een handvol papier. Er waren sinds de landing inmiddels anderhalf uur verstreken. Nu pas kwamen we toe aan het in ontvangst nemen van het echte en felbegeerde visum-document.
Waar we zijn moesten, waren weer veel rijen en zeer veel wachtenden. Bordjes gaven aan dat alle rijen uitmondden in de verstrekking van visa voor 15 of 30 dagen. Zou er ook een rij zijn voor 90 dagen, vroegen we ons af. Want voor je het weet sta je een uur in de verkeerde rij en mag je opnieuw beginnen. Ons speuren werd beloond met een onverwachte bonus. Helemaal ergens weggemoffeld in een uithoek ontwaarden wij het loket voor 90 dagen en daar was helemaal geen rij. We liepen rechtstreeks naar de dienstdoende beambte die duimen zat te draaien terwijl zijn collega’s van 15 of 30 dagen zich in het zweet zaten te werken.
Eenmaal aan het werk, bleek de man er zin in te hebben. Hij controleerde alle documenten zo grondig alsof hij ons de wachtrij-bonus weer wilde afnemen. Na de controle die vergezeld ging van indringende vragen over ons verblijf, zette de man zich aan het betere plak- en knipwerk en het resultaat was zowaar dat wij onze paspoorten terugkregen met daarin gelijmd de kleurige papiertjes waar alles om te doen was.
Op weg naar onze bagage werden we zowaar opnieuw gevangen in een fuik van wachtende luchtreizigers. Ze hadden een veiligheidscontrole ingesteld op de uitgaande handbagage. Alles moest door een scanner. Toen we eindelijk bij onze stilstaande en lege bagageband aankwamen, bleek de hele hal bezaaid te liggen met lukraak op elkaar gestapelde koffers, rugzakken en tassen. Met moeite wisten we onze spullen te vinden en konden we naar de uitgang. Ons vliegtuig was twee uur en vijf en twintig minuten eerder geland.