Na het afleveren van enkele brieven en een postpakketje in het Binnenhof loop ik langs een bakkerswinkel met brood, taart, appelbeignets en oliebollen. Ik stop en vraag aan de vrouw achter de toonbank: kan ik hier pinnen? Ja, dat kan. Doe maar elf oliebollen (voor tien euro) met rozijnen en vier appelbeignets (voor 7,50 euro). Ik kijk naar de oliebollen en zeg tegen de vrouw: Wat zijn ze donkerbruin? Zijn ze wel op de juiste manier gebakken?
Dat komt door het invallend, valse licht dat ze zo donker lijken, zegt ze. Ik sta vlak bij die oliebollen en vraag haar: Zie ik er ook bruin uit? Hartstikke, zegt ze. Terwijl ze de bollen aftelt en in een papieren zak doet, praat ik door. Ik vertel haar dat ik dit jaar alleen in de Kloosterbunker ben, vanwege het coronabesmettingsgevaar. U probeert mij af te leiden, hè, zegt ze met een zwaar Rotterdams accent. Ik gaat, ik doet. Ik doch.
In de Kloosterbunker zijn de oliebollen nog donkerbruiner dan in de bakkerszaak, maar ze smaken goed. Terwijl ik dit tik eet ik een oliebol en een appelbeignet. Nu zijn er nog maar tien en drie en morgen nog minder. Het aftellen is begonnen.
Joost zegt
Smakelijk Joop, een goed uiteinde en gezond begin wens ik je toe. O ja ,en blijf aub nog lang , heel lang je stukjes schrijven.