Mijn vader werkte als kras, opleider, in de Rotterdamse haven. In een brief van zijn werkgever lees ik dat hij gastarbeiders begeleidde. Zo heetten deze medewerkers in die tijd, ze waren te gast om weer te vertrekken. Die gastarbeiders kwamen ook bij ons thuis. Een ervan was de thuiskapper van mijn vader. We moesten als kinderen altijd om hem lachen als hij de wangen van mijn vader inzeepte, achter hem stond om hem te scheren, en dan een horizontale handbeweging langs zijn eigen keel maakte, ondertussen het vlijmscherpe mes over de stoppels van mijn vader bewegend. Dat zou je als islamitische thuiskapper tegenwoordig beter niet meer kunnen doen. Voor je het weet zit je in de extra beveiligde inrichting (EBI) in Vught. Toen vonden wij het leuk.
De vrouw van de thuiskapper kwam ook altijd mee en ook de vrouwen van de andere gastarbeiders-die-nooit-meer-weg-zouden-gaan die bij ons thuis een bakkie kwamen doen. Zo maakten we al vroeg kennis met andere culturen. Bruin, geel, zwart, blank, het was ons om het even.
Mijn vader werkte van 1970 tot zijn pensionering bij Quick Dispatch in de Rotterdamse Beatrixhaven dat Blauwhoedenveem had overgenomen, en eerder Blauwhoed (het gilde) heette en nog eerder werkte mijn vader bij Presto. Hij had een groot arbeidsethos, was zich ervan bewust dat via Rotterdam het Europese achterland werd gevoed. En ook zijn gezin. In zijn papieren stond dat hij een havenarbeider was, een ouwe communistische, maar dat stond er niet bij. Al zal dat bij de politieke recherche wel bekend zijn geweest. Mijn vader las De Waarheid, mijn socialistische moeder het Vrije Volk. Een rood nest. We luisterden naar de VARA die arbeidsliederen uitzond.
Voor de oorlog, zoals de Tweede Wereldoorlog werd genoemd, had mijn vader een eigen bakkerij met personeel, knechten genoemd. Dirk Vis was er een van, mijn vader noemde hem zijn kameraad. Mijn vader bakte met zijn bakkers het brood, de knechten ventten met handkarren in de wijken uit. In die tijd was het gewoonte dat je op de lat kocht. De knechten noteerden wat de klanten afnamen en 1 keer per week werd er afgerekend. Maar de arbeiders hadden geen cent te makke, de armoe was groot, nog groter dan nu. Mijn vader bleef bakken tot het meel op was en hij geen nieuw kon bestellen omdat zijn klanten niet betaalden. De zaak ging op de fles.
We woonden thuis met z’n achten in een arbeiderswoning in Rotterdam-Noord. De woning was zo klein dat de kinderen ’s avonds in bed in van tevoren berekende posities werden gelegd, zodat voor eenieder er plek in de mand was. Maar je kon je nauwelijks bewegen of omdraaien. Later hadden we meer ruimte toen we naar een eengezinswoning in Overschie verhuisden.
We waren zo arm als kerkratten, leefden op de pof en mijn opa en oma, die het ook niet breed hadden. sprongen vaak financieel bij met guldens en rijksdaalders. Of zelfgemaakte fietsen voor hun kleinkinderen. Mijn moeder maakte nicnac, cacaopoeder en suiker voor op brood, en we aten reuzel op de bruine Alison boterham. Als de kinderbijslag kwam loste mijn moeder schulden voor het kopen van kleding af bij naar ik meen te herinneren de socialistische Eendracht en gingen we naar Van Haren in de Zwartjansstraat en kregen we nieuwe schoenen met kurk in de zolen. Toch waren we niet ongelukkig, alle mensen die we kenden waren arm.
De havenbaronnen waren rijk maar hielden de arbeiders klein door ze net genoeg te betalen om niet dood te gaan van de honger. Die kapitalisten hadden niet in de gaten dat, als ze hun werknemers het loon zouden betalen dat ze verdienden, ze de economie een enorme boost konden geven doordat wij dan meer te besteden hadden, meer aanschaften en bedrijven en bedrijfjes gezond hielden en daar mensen werkten die dan ook meer geld konden uitgeven.
In de haven had je Het Hok, daar kon je je als werkzoekende inschrijven en werden elke dag, afhankelijk van het aantal schepen dat aan de kade lag, arbeiders voor een dag aangenomen. Als er genoeg waren kon de rest naar huis. Door de macht van de bonden verbeterde de situatie van de arbeiders langzaamaan. Mijn vader heeft zich altijd verzet tegen deze vorm van kapitalisme. Over de goede bazen, die er ook wel waren, zei hij: die moeten ze apart hangen.
Om ook eens wat anders te eten dan nicnac of ’s avonds een stukje vlees op het bord te hebben, jatte mijn vader. Soms kwam hij thuis met een kam bananen, ongebrande koffiebonen en rietsuiker. Nooit luxe dingen, dat vond hij ongepast. Op een dag werd hij door agenten van het Zwarte Korps toen hij naar huis wilde gaan gearresteerd met een gepikte diepvrieskip. Mijn vader ontkende dat de kip van hem was, en dat was natuurlijk ook zo.
Hij werd meegenomen naar het politiebureau – huiszoeking in ons huis, mijn moeder was al gewaarschuwd door collega’s van mijn vader en kon de banen verstoppen, en streng ondervraagd. Er werd zelfs een speurhond opgetrommeld om te bewijzen dat mijn vader de kip inderdaad had aangeraakt, gestolen. Havendiefstal werd toen bestraft met 3 maanden gevangenisstraf. Het dier lag voor mijn vader op tafel en opeens greep hij de kip beet en kon de hond thuisblijven. Het bewijs was besmet. Een collega van mijn vader die ook af en toe een kip jatte om zijn gezin te verrassen wilde arrestatie voorkomen door het dier in een knijvezak met een lang touw achter zich aan te slepen. De agenten van het Zwarte Korps stonden altijd om een hoek van een loods te wachten dus kon hij op tijd het touw loslaten als dat nodig was.
Jaren later zou een Rotterdamse bisschop zeggen dat je best een brood mag stelen als je arm en hongerig bent. Maar dat wisten de arbeiders al lang.
Moedig voorwaarts!
wouter ter braake zegt
Mooi verhaal, Joop.
Een tijdsbeeld. Door de strijd van de arbeiders is er veel veranderd. Maar de essentie van het kapitalistisch systeem is nog steeds dezelfde. In de haven wordt tegenwoordig redelijk tot goed verdiend. De bezorgers op de busjes, de nul-uren contracters, de oost Europese werkers in de kassen, in de slachterijen, in de distributiecentra en dergelijke worden nu klein en arm gehouden.
Ik zou graag met tienduizenden van hen nog eens door de Maastunnel wandelen om tegen het onrecht te schreeuwen.