Het is eind juni 1970, een halve eeuw geleden, maar nog steeds zijn de effecten van het Holland Popfestival in het Kralingse Bos in Rotterdam in alle vezels in mijn lijf en geest meetbaar. Ze zijn de klinkers van de straat waarover ik loop, ze dragen mijn gewicht zo vanzelfsprekend.
Dat festival voelde als een wasstraat- ik ging er in als een jonge man van zijn tijd en na 3 dagen was er de openbaring van een nieuw leven, een nieuwe toekomst, een nieuw denken. Het ontwaken, de verlichting, zelfs na de jaren zestig met pop en rockmuziek, de ontsnapping uit de zompige jaren vijftig met een spruitjeslucht, is niet met woorden te beschrijven en kan je alleen delen met degenen die er bij waren.
Het wereldberoemde Woodstock was net een jaar achter de rug en twee jonge mensen, Berry Visser, Georges Knap en de al oudere Piet van Daal, die de technische zaken regelde, ontwikkelden in het diepste geheim plannen om ook in Rotterdam een dergelijk festival te organiseren. Visser is een hippie en Knap een zakerige man. Hun keus valt op het Kralingse Bos met veel ruimte en tegen een plas aan zodat de toegangscontrole wordt vergemakkelijkt. De plannen zijn geheim, om anderen ook niet op het idee te brengen. En de deftige Kralingers niet te verontrusten en in het geweer te brengen.
Maar Paul Stolk en ik, vennoten en journalisten van het persbureau Regio Pers Rotterdam (RPR) dat de Nederlandse journalistiek deed ontwaken, wakker schudde in het besef dat in steden en oude wijken ook mensen arbeiders genaamd woonden waar over en niet met gesproken werd, waren bevriend met Tedje van Daal, een zoon van Piet. En zo waren we al vroeg op de hoogte van de fameuze plannen. Maar we mochten er geen ruchtbaarheid aan geven maar konden ons wel al vast voorbereiden op wat komen ging op 26, 27 en 28 juni 1970.
Er kwamen uit alle delen van de wereld 100.000 voornamelijk jonge mensen -hippies- verenigd in een nieuwe generatie waar door veel mensen ook op neer werd gekeken als langharig werkschuw tuig, naar het Kralingse Bos. De meesten betaalden geen entree, hadden niks te besteden, maar zwommen de plas over of knipten gaten in het hek om het terrein op te komen. De beveiliging was knudde en amateuristisch en het optreden van tientallen muzikanten en groepen, onder wie Pink Floyd, The Byrds, Jefferson Airplane, Canned Heat en Al Stewart, groots met af en toe een regenbui. Het was een muzikale hemel op aarde en zette Rotterdam nog meer op de wereldkaart als een vrijdenkersstad. De stad van Erasmus.
De eerste dag van het festival gedroeg ik me als een journalist, keek om me heen, observeerde, interviewde, schreef teksten, maakte foto’s en filmde. Maar die houding was niet vol te houden voor een jonge vent met wensen die verder gingen dan het vasthouden van een blocnote en het beschrijven van een situatie Het voelde alsof ik aan een tafel met heerlijke gerechten zat en daarvan niet at. Ik ging om en werd een met de anderen, zonder er in op te gaan.
Op het festivalterrein was het drinken van alcohol verboden maar de hippies verkeerden toch in hogere sferen doordat het gebruik van hasj wel was toegestaan. Het zou het begin worden van het Nederlandse tolerantiebeleid voor soft drugs gebruik.
Het popfestival bracht anderen zaken en verlangens in mij naar boven, de behoefte om vrij te zijn, mijn eigen leven te bepalen, tolerantie, vooruit willen gaan, geen gezag erkennen. Mijn hele leven lang zou dat mijn mantra worden, het verliep organisch als een flower power.
De andere twee dagen bracht ik op het terrein door als een vrije hippie, verdronk in de optredens en beleefde de fantastische sfeer op het terrein. Niet eerder in mijn leven had ik dit meegemaakt. Kleding ging uit en naakte mensen dansten op het geluid van zang en muziek. Waren solidair met elkaar. De hasjlucht hing tot in de toppen van de bomen en het ‘weet je wel’ was de meest gebezigde uitdrukking. Soms vroeg een vreemd iemand om een gulden of een jointje, maar die verkocht ik niet. Een piek voor een broodje was zo gegeven, weet je wel.
Ik luisterde in het gras tussen de enorme rotzooi met plastic, dekens en zeilen van 100.000 mensen naar de bands en musici, die ik voorheen alleen maar kende als ze speelden in De Doelen en poptempels. Nu dreef zang en muziek over het veld, het water, langs de molens en in het brein en geheugen van mensen. Als een goedmoedig virus waarvoor het afstand houden niet nodig was, integendeel. Buiten het hek stond de burgerij met vouwen in de broek en keurig gepoetste schoenen, onder wie mijn eigen broer met vrienden, en keek de ogen uit.
Alles gaat, alles gaat voorbij, komt er later op mijn grafsteen te staan. Zo ook het fysieke Holland Pop Festival. Waarvan de impact en geest echter nooit eindigt. Zo weten de getuigen van weleer.
Paul Stolk is helaas dood, zelf verkeer ik in de late herfst van mijn leven. De Kloosterbunker waarin ik woon ligt hemelsbreed niet zo ver van het Kralingse Bos. Als ik er door heen loop is het weer eind juni 1970. Weet je wel, weet je nog?
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.