Geen kaas maar gehakt
Toen ik net tot niet-weten was gekomen, kon ik alleen maar stamelen:
‘En dat ook niet! En dat ook niet! En dat ook niet!’
Dit in reactie op gedachten die tevergeefs kaas probeerden te maken van wat ik destijds zelfs geen niet-weten wist te noemen, maar wat neerkomt op gehakt maken van je gedachten, ook die over niet-weten.
Die term, niet-weten, heb ik pas later ontdekt, toen ik in de literatuur dook op zoek naar mensen die iets soortgelijks hadden meegemaakt.
Ik moet hem al eerder onder ogen hebben gehad maar toen was ik er kennelijk niet ontvankelijk voor.
De proza van het stamelen
Jaren ben ik bezig geweest om woorden en uitdrukkingen te verzinnen en aan elkaar te rijgen tot iets dat enigszins op proza lijkt.
De proza van het stamelen, de proza van het herroepen, de proza van het sprekend niet spreken over denkend niet denken – de proza van agnose.
Tegenwoordig kijk ik vol verbazing terug op die begintijd.
Een woordenlijst heb ik sinds ik hem heb niet meer nodig en de metaforen fladderen ’s zomers en ’s winters als vlinders door de dwaaltuin van mijn geest.
Makkelijke woorden, moeilijke woorden, sommige lovend, andere neutraal, schertsend of spottend – net wat de situatie vraagt.
Het zijn ook allang geen losse woorden meer maar hele woordvelden, sjablonen, formules, denkwijzen.
Holle klanken voor een lege leer
Al die woorden en uitdrukkingen – ei ei, spielerei.
Holle klanken voor een lege leer.
Condensstrepen in de lucht.
Woorden in de wind.
Wervelingen van een hemelskind.
Zondagskindjes van een zwerveling.
Weg ermee.
En weg ook met het ‘weg ermee’.
Voor niet-weten heb je geen speciale woorden nodig.
Niet-weten is het hoofd bieden aan je woorden.
De woorden de woorden laten.
Er niet mee aan de haal gaan.
Ze niet met jou aan de haal laten gaan.
Deze woorden ook niet.