Die weermannen en vrouwen kunnen er ook niks aan doen dat ze het mis hadden met de wind-orkaankracht, afgelopen zondag. Die werken met theoretische modellen. Mijn vader, god hebben zijn ziel, zoon van een dahliakweker, stak altijd zijn vinger in de mond als hij op het land de donkere, onstuimige wolken waarnam, om die dan aan de wind te laten drogen. De droogtijd voorspelde de windkracht. Niet dat het er voor hem iets toe deed, het beïnvloedde alleen zijn keus of hij er met de solex of fiets op uittrok.
Een kennis van mij, een veeboer, keek altijd naar zijn koeien in de wei. Als die met de kont naar de wind gingen staan wist hij al wat het KNMI ging voorspellen. Mijn vader en die boer waren verbonden met de natuur en hadden nog nooit van code oranje of rood gehoord. In die tijd werd daar nooit mee geschermd. Je trok een dikkere jas aan en een shawl om je nek als het weer bar en boos werd. Achteraf hoorde je wel hoe de storm het land had gegeseld.
Zondag- de stormdag, was ik onrustig. Mijn vriendin, de kleindochter van zeevisser Thijmen (DKVZT), had ook haar toevlucht gezocht in de kloosterbunker. ’s Morgens bakte ik oliebollen en zij proefde voor bij elke bakking. Ze smaakten goed, sprak ze. Dus ik bakte door. Ze smaakten inderdaad lekker. Oliebollen staan toch voor afscheid nemen, van oud naar nieuw, van storm naar vergankelijkheid? Misschien was dit wel onze laatste dag hier op aarde met die code oranjevoorspelling. We draaiden muziek van Leonard Cohen, Susanne en zo.
De Kloosterbunker kraakte en piepte die zondag. Ook de zondagnacht verliep kreunend. De Heer van de Orkaan deed zijn best om ons bang te maken. Dat lukte.
Maandagmorgen moesten we er op uit om bij een fourniturenzaak in Bunkerstad stof te kopen voor nieuwe overhemden die door mijn kleermaker eigenhandig in elkaar gezet zouden worden. Met bezwaard hart stapte ik de straat op. Was er een boom op de auto gevallen? Ik vreesde het lijden en aanschouwde de ravage. Op straat lagen zeker wel 32 afgebroken takjes met een diameter van 1 centimeter. En heel in de verte was een boom ontworteld. Het verbaasde me niks dat er niks ernstigs te zien was- van de Kloosterbunker gaat een helende werking uit.
Vol verwachting stapten we in de BTW, de Burgertruttenwagen, om buiten de Kloosterwijk de stormschade te aanschouwen. We kwamen op een afstand van 10 kilometer uit elkaar 2 omgewaaide bomen tegen in de wereld Bunkerstad. Arbeiders zaagden ze in stukken want ze houden hier niet van rotzooi.
Gedeprimeerd door het niet-storm-zijn stapten we de fourniturenzaak binnen en aaiden de heerlijk, zachte stof voor de toekomstige overhemden. Gemaakt door Italiaanse arbeiders die het beste met mij voor hebben. Een emotionele warmte overspoelde mij daar in die zaak. Alles is met elkaar verbonden, zei ik tegen DKVZT. Ze knikte. Met een tas vol stoffen verlieten we de zaak. Hartstikke bedankt, zei ik tegen de twee arbeidsvrouwen die mij zo goed geadviseerd hadden.
We maakten nog een extra ronde door Bunkerstad om nog wat omgewaaide bomen, desnoods een struikje, een omgewaaide graspol te kunnen aanschouwen. Maar niks. Wie storm zaait, zal wind oogsten, zei ik tegen mijn vriendin. In de Bunker aten we nog een oliebol en deden een bakkie.
Moedig voorwaarts!
JOOST zegt
Ja Joop dit was weer zo een voorbeeld van het kweken van angst ,waar ons landje zo goed in is.