‘De bijeenkomsten bevorderden ons standpunt dat de heer Levine de schade die hij heeft aangericht, zelf niet kon waarnemen. Dat bracht ons tot de conclusie dat de heer Levine niet kan worden vertrouwd op de minimale eis van een dharmaleraar – om geen kwaad te doen. Zelfs zonder de aanvankelijke beschuldigingen van seksueel geweld is het gedrag van Levine zo verontrustend geweest dat we tot dezelfde conclusie zouden zijn gekomen.’