In het rapport wordt vastgesteld dat de boeddhistische leider ‘de persoonlijke en seksuele grenzen van de vrouw overtrad’. Advocaat Bath stelt in haar rapport dat er sprake was van een machtsonevenwichtigheid: ‘Hij, de leraar die vereerd wordt, en zij, de leerling die geleerd heeft dat hij niets onzuivers kan doen. Zijn (Sakyong) daden en gedrag op die avond zijn een vorm van seksueel wangedrag.’