Het boeddhisme beweegt zich op het slappe koord van de middenweg en de val van eternalisme is altijd dichtbij. Ik heb een zekere mate van allergie ontwikkeld voor woorden als leegte en eenheid. Hoe rechtvaardig je deze vanuit de fenomenologie van het boeddhisme en het voorwaardelijk ontstaan, waarin niet-weten altijd vóór de abstractie komt?