Democratie is afhankelijk van verstandig woordgebruik. Met de juiste woorden kunnen burgers samenleven en samenwerken, zelfs als ze het oneens zijn – en conflicten vreedzaam oplossen. Tegenwoordig beschrijven politici hun tegenstanders routinematig als ‘vijanden’ en kleineren ze hen als ‘kwaadaardig’, ‘monsters’, ‘demonisch’ en ‘vuilnis’. Door de indruk te wekken dat mensen ‘aan de andere kant’ onherstelbare monsters zijn, ondermijnen dergelijke praatjes het potentieel voor samenwerking tussen burgers – want wat heeft het voor zin om te proberen iemand die ‘slecht’ is te begrijpen en ermee samen te werken?