Een koude, grijze vlakte. Verspreid over het oppervlak liggen tekens – kruisen, streepjes – als flarden van wat ooit betekenis had. Ze liggen scheef, alsof ze gevallen zijn tijdens een storm die maar niet ophoudt. Alles draait, alles botst. Geen begin, geen einde. Zelfs het grijs is hier geen kleur maar toestand, een eindeloze tussenstand.