“Hallo,” antwoordt ze, opkijkend. Haar ogen staan anders dan anders. Geen fonkeling. Geen vrolijkheid. En haar stem klinkt ook vlakker dan ik gewend ben. Ze wijst eerst naar haar hennen en daarna naar het vroegere gemeentehuis achter haar, waar nu Oekraïense vluchtelingen wonen. “Veel vrouwen…” zegt ze mat. “Weinig eh … weinig mannen.” Vervolgens wijst ze naar een boom achter haar. “Kippenman in boom …”

